Red Village writing weekend

Red Village Weekend Workshop Q4 2013 Write Up

Finally I have found some time to do a write up of the Red Village Weekend Workshop that Michael Blommaert, Edward van Egmond, Maarten Luikhoven and I held at the end of last year. It’s a quarterly event, but usually a pretty last minute arrangement because Maarten is in Holland very infrequently. Our first workshops were early in 2012, but we liked them so much we made it into a recurring event and gave them a name, based on our location for the workshop, which is the Red Village in Hilversum.

First we did some catching up on the past months since our last meeting and we discussed some of our successes in the past year. Unfortunately many publishing opportunities take that long to actually get back to you, accept your story, edit it, do layout, create the actual book or magazine and start promoting it. It’s a process, we all agreed, but why does it have to take so looooong???? Anyway, all of us have work accepted at various English publishers and of course reaching nice positions in contests last year created some publishing opportunities in the Netherlands as well.

It’s funny to see that each of us have our own specialties when it comes to writing. Michael Blommaert loves writing alternate history combined with weird fantasy themes. Edward van Egmond has a distinct love for Eastern culture, sometimes combined with Lovecraftian themes, which shows in his work. Maarten is a fan of Iain Banks’ Culture novels and some of his stories feature the kind of ultra scale imaginings that Banks was so good at. He also writes with a touch of bizarro, which often gives interesting results. I myself am the most prolific of the group. There is a definite slant towards existentialism in my work, although I try to be allround and I make it a point to write each next story in a different voice, with different themes and often new experimental writing, to see what evokes the best response from our proofreaders. This regularly results in me cooperating with one of the other guys on stories.

We started out with a todo list for some of the anthologies and contests we were writing for at the time. One specific contest allowed us to send in quite a few stories and we all wanted to participate, so we dedicated the whole of Sunday to it. This particular contest delivers jury reports after the first round to improve your stories with and resubmit. This requires secrecy from the participants to not influence the jurors, so I won’t go into any detail here.

Another point we wanted to discuss and investigate more deeply was world building. And yes, we’re all very fond of maps of the worlds that we write in or about and we want to know about the history of such a world from as many perspectives as we can come up with. We came up with some interesting worlds in which certain laws of physics were more or less pliable and we designed the seven wonders of that world based on those altered laws. We spent most of Saturday morning on discussing all the intricacies and details of such a world.

After that it was time for lunch and more discussions on the various US and UK opportunities we saw for some of our stories and ideas. To Dutch people it’s sometimes overwhelming to see how large the English language market is compared to the limited size and therefore limited number of publication possibilities in the Netherlands. Fortunately our English writing skills are good enough to compete in that huge market. (at least that’s what we think…)

In the afternoon Michael Blommaert used his considerable LARP GM skills to guide us through a couple of hefty dialogues in different and mostly challenging situations. It’s strange to say things you yourself would never say in real life, but imagining yourself for example running away from a zombie horde with your brother or sister right beside you, forces you to talk different, short, quick sentences to preserve breath. No time for flowery prose and such, just straight up survival. Interesting to say the least and helpful for writing proper dialogue in stories.

After dinner we had a physics and human physiology discussion with both Edward and Maarten showing different types of martial arts moves and weapons use and the improbability of many of the moves typically seen in bad kung fu movies. Quite educational in fact. I remember a few scenes that I may want to revisit now that I’ve seen that some things are just plain impossible. That concluded the first day of our workshop weekend.

The second day was spent in relative silence with mostly sound of clicking keyboards on laptops to be heard. We were writing, editing and critiquing to get all the stories we had prepared weeks in advance into our computers. The results were pretty good and we ended that day with four nearly finished stories that we would polish over the next days and weeks to enter into the aforementioned contest.

It’s of course only two days per quarter, but the direct face to face communication and feedback really helps us along in our writing endeavors. It’s becoming kind of a tradition, a nice one, and we want to keep it like this. Looking forward to our next weekend!

Later als ik groot ben

Later als ik groot ben…

en net zo oud word als Paul Harland

Je hebt van die dagen dan denk je terug aan het verleden. Naarmate je ouder wordt, heb je dat vaker. Ik beschouw mezelf niet als oud, maar ook niet als de jongste. De laatste dagen was ik bezig met het inrichten van mijn eigen websites en daarbij kwam regelmatig de naam Paul Harland voorbij. Ik heb immers regelmatig met Paul verhalen geschreven en ik was ook een van de weinigen in de wereld aan wie hij het vertalen van zijn werk toevertrouwde. En dan ga je toch weer even nadenken. En dan kom je op de site van de Paul Harland Prijs terecht en je vindt nog eens wat informatie op het Internet over Paul en dan denk je terug aan die hele lange tijd geleden…

Hoe zat het ook alweer?

De eerste keer dat ik Paul Harland tegenkwam was tijdens de uitreiking van de King Kong Award 1991, nu twintig jaar geleden. Het was het jaar na de Worldcon in Den Haag en ditmaal was iedereen bijeen in het Atlanta Hotel in Rotterdam. Ik was uitgenodigd om aanwezig te zijn bij de uitreiking van de King Kong Award. Mijn eerste aanraking met het fenomeen science fiction conventie, dat was al shockerend op zich. Nerveus, want je weet maar nooit. Het werd uiteindelijk de Rob Vooren Prijs voor beste nieuwkomer. Shock nummer twee. Positief overigens. Het is wat wazig, maar er staat me iets bij dat Paul naar me toekwam en vroeg of we een keer konden afspreken want het leek hem wel een keer iets om samen een verhaal te schrijven. Shock nummer drie. Daarna hebben we geloof ik ergens chinees gegeten met een paar schrijvers samen. Grappig hoe je geheugen wazig wordt na twintig jaar. Als ik kijk naar een paar van de foto’s uit die tijd, dan komt er wel weer een en ander bij me terug. Ik zat nog in mijn haarverlies-ontkennings-fase. Lange paardestaart. En ik droeg mijn zwart-witte woon-kabeltrui, maar dat kan ook het jaar erna zijn geweest. Waar dat ding ooit gebleven is. Die mis ik nog steeds. Ik herinner me nog wel heel goed gesprekken met Dan Simmons die dat jaar eregast was en zijn toespraken maakten een grote indruk op me. Ook Orson-Scott Card was aanwezig en die is me ook bijgebleven.

Tussen Kerst en oud-en-nieuw reisde ik twee keer naar Utrecht. Immers, ik had een OV kaart als student, dus voor mij was dat makkelijk. En Paul had natuurlijk zijn eigen huis, ik had een kamertje, dus dat was allemaal wat makkelijker. Een van die keren werd ik nog lastig gevallen op de roltrap van Utrecht Centraal door een junk. Nee, geen langdurige trauma’s aan overgehouden. Van de junk weet ik het niet. Dat soort dingen blijft je dan bij. Hij woonde in het centrum van Utrecht, vlak voorbij de Dom gezien vanuit het station, kwartiertje lopen meen ik me te herinneren.

In zijn ruime woonkamer, grijze vloerbedekking, een wand rechts bij binnenkomst vol met boekenkasten, de andere wand ertegenover op zich vrij, maar tafels met computer en keyboards, aan de raamkant wat lage kastjes en een grote bank. En dozen boeken en bladen. En losse stapels boeken. En een doos met kabeltjes en electronica-frutsels. De zwart-wit foto van zijn grote liefde aan de muur. ‘Hij kon urenlang geobsedeerd naar een vliegje kijken. Dit was zo’n moment.’ Paul had de foto zelf genomen. Hij vertelde me die eerste dag wat over zijn leven en hoe hij zijn vroege jaren de wereld over had gereisd en fotografie opdrachten had uitgevoerd. We waren allebei Ram, vlak na elkaar jarig, Paul alleen wat jaartjes ouder dan ik. Vervolgens even wat drinken, grote bekers koffie, en wat lekkere hapjes op tafel en dan overleggen en brainstormen over het hoe en wat en waarom. En dan kom je erachter hoe iemand in elkaar zit. Dan merk je hoe menselijk de persoon Paul Harland eigenlijk is, hoewel hij in een bepaald opzicht natuurlijk achter dat pseudoniem leefde en zelden het achterste van zijn tong liet zien. Dan vind je uit hoe diep zijn gedachtenwereld eigenlijk is en verbaas je je over hoeveel de man aan kennis in zijn hoofd heeft opgeslagen en de rijke details over van alles die hij weet op te lepelen. Paul had een ijzersterk geheugen. Niet voor alles, dat vond ik wel uit, maar wel voor heel veel. Ik vroeg hem naar het toch wel prominente litteken in zijn nek. Infectie, ze moesten wat wegsnijden. Geen opsmuk, geen moeilijke dingen, dat was wat het was. Raar genoeg, besef ik me nu, heb ik juist dat van hem overgenomen: het is wat het is.

Ons eerste overleg was vruchtbaar. We wisten wat we wilden: een tijdreis verhaal met een twist. Waarom? Omdat er daar te weinig van waren in Nederland. Zo simpel kan het zijn. Ik was in die tijd gefascineerd door Napoleon, Paul was altijd gecharmeerd geweest van Oscar Wilde. ‘Little boys should be obscene and not heard.’ Dat was zijn favoriete Wilde quote. Dus die moesten er als hoofdpersonen in komen. En zo gaandeweg ontstond het idee voor Retrometheus. De muziek ging aan, redelijk hard, iets experimenteels, maar rustig genoeg dat ik me kon concentreren. Paul ging achter zijn PC zitten, ik kreeg het laptopje en we schreven een kleine synopsis van stukken die we nodig hadden. En begonnen te schrijven. De eerste paar duizend woorden waren al snel klaar en toen gingen we een van Pauls specialiteiten eten: rijk gevulde pindasoep. Ik heb geen vergelijkingsmateriaal, maar het was verdomd lekkere soep. Daarna meer schrijfwerk tot een uur of elf, ik naar huis met een van de laatste treinen en de volgende ochtend weer vroeg richting Utrecht voor de volgende fase.

De tweede dag was meer van hetzelfde, maar nu kwam er al meer discussie over een aantal van de detailpunten in het verhaal. Daar kwamen we verbazingwekkend snel uit met elkaar en het tempo lag hoog. Feitelijk schreven we de kern van het verhaal die dag af, zo’n 10.000 woorden en de maanden daarna wisselden we met name gedachten en verbeteringen uit, tot het moment was gekomen het verhaal in te sturen, hetgeen Paul voor zijn rekening nam. Wat ook de reden is dat er twee edits van het verhaal zijn, één met de laatste wijzigingen van Paul erin, één met mijn laatste wijzigingen erin.

We vierden het succesvol afronden van het verhaal met een bezoekje aan een restaurant aan de Utrechtse grachten, Mejufrouw Janssens genaamd. Paul kende het restaurant, vond het goed, en vond de gelijkenis met mijn achternaam om de een of andere reden bijzonder grappig. Twee gedenkwaardige dagen. Het verhaal won de King Kong Award van 1992.

We hadden nog wat discussies over de organisatie, maar Paul deed dat af met zijn favoriete: ‘ze zijn zo interessant als het vier tons standbeeld van een dode hond,’ en liet het daarbij.

In de jaren erna liep ik Paul natuurlijk met regelmaat tegen het lijf. Conventies, SF-Cafe in Den Haag, uitreikingen, bezoekjes aan Roelof Goudriaan waar we beiden aanwezig waren. Immers, Paul publiceerde zijn werk bij Babel Publications dat ik in 1993 met Roelof begonnen was. Dus ook regelmatig overleg over artwork, verhalen, de minimale redactie die daarvoor nodig was, Paul was immers een bovenmatig perfectionist.

Ik raakte Paul een beetje uit het oog toen ik klaar was met studeren en begon met werken. Je merkt dan toch dat je je tijd besteedt aan je werk en minder aan schrijven. Life happens en dat gold ook voor mij. Het werd een tijdje stil en ik sprak Paul nog maar zelden, maar wanneer ik hem dan sprak, dan was hij voor mij de Paul Harland die ik had leren kennen als een goed en plezierig en bijzonder scherp mens.

En toen kwam het telefoontje van zijn overlijden. En dan merk je hoeveel deze man eigenlijk voor je betekend heeft, ook al zag je hem weinig meer. Ik was er kapot van. Ik ben een paar dagen later samen met Michael en Ed del Pino naar de crematie geweest waar heel veel vrienden, familie en bekenden bij elkaar waren om afscheid te nemen en dat was emotioneel en heel droevig.

Paul Harland of Paul Smit zoals je werkelijk heette, ik ben nu bijna net zo oud als jij was toen je leven abrupt eindigde. Je hebt me altijd stof tot nadenken gegeven en blijkbaar doe je dat nog steeds. Bedankt.

Met hapjes,’ zoals Paul dan zou antwoorden.

Hilversum, 8 oktober 2011

Mike Jansen

Relevante links:

Paul Harland Prijs: www.paulharlandprijs.nl
Verschijnsel-uitgaven Paul Harland: www.verschijnsel.com/html/paul_harland.html
Fantastische Vertellingen-uitgaven Paul Harland: www.fantastische-vertellingen.nl

Een schrijver zoekt publiek

Na een afwezigheid van vele jaren van het schrijven en uitgeven van Science Fiction en Fantasy bedenk ik me op een mooie septembermorgen in 2011 dat het tijd wordt voor het schrijven, publiceren en uitgeven van mijn eerste boek. Dat heb je wel eens. Nieuwsgierig naar de stand van zaken in uitgeefland Nederland trek ik Google open en speur ik de diverse zoektermen af op voor mij relevante zaken.

Het zal niemands verbazing schetsen: er is bijzonder weinig veranderd. Science Fiction en Fantasy in Nederland wordt gedomineerd door de Amerikaanse bestsellers die trouw worden vertaald door de grote uitgevers en vermarkt aan met name Fantasy-minnend Nederland. Ik zou een discussie kunnen gaan voeren over Nederlandse schrijvers die niet aan bod komen, maar daar gaat dit stuk niet over. Dit stuk gaat eigenlijk over de uitgevers en hun traditionele modellen. Want de wereld is de afgelopen jaren wel degelijk veranderd, maar het lijkt of de Nederlandse uitgevers er niet aan willen.

Waarom kaart ik dit aan? Twee redenen. De eerste was het persbericht van Amazon van 19 mei 2011 over de verkochte aantallen ebooks ten opzichte van gedrukte boeken: voor het eerst verkocht Amazon meer ebooks dan traditioneel drukwerk. De tweede was het eigenaardige verzoek van mijn vrouw de ebooks die ze begin september bij bol.com gekocht had op de iPad te zetten. Dat bleek namelijk niet zo eenvoudig.

Met de introductie van de Kindle ereader heeft Amazon een eigen ebook-platform geïntroduceerd dat zijn gelijke niet kent in de wereld. Bedenk goed, de eerste Kindle was er vier jaar geleden pas. En nu is bij Amazon het aantal boekverkopen voor ebooks groter dan alle drukwerk-verkopen bij elkaar. Ik noem dat revolutionair. Overigens geldt dat over de gehele USA gezien ebook verkopen 13,6% van het totaal waren. Een groei van ruim duizend procent in drie jaar. Dat noem ik nog steeds revolutionair. En dan lees ik dat het aantal verkochte ebooks in Nederland wel 1,5% van het totaal aantal verkochte boeken is en dan denk ik: waar komt dat immense verschil vandaan? Dat je als land achterop loopt in de adoptie van bepaalde soorten technologie, dat is begrijpelijk. Maar dit verschil is te groot, daar zit meer achter.

April 2010 zat ik met de introductie door Apple van de iPad in Las Vegas, dus ik heb zo’n ding meegesleept uit de States. Ideaal om te browsen, strips te lezen, wat spelletjes voor de kinderen en, heel belangrijk, electronische boeken. Feitelijk betekent dit dat ik de iPad meestal kwijt ben aan vrouw of kinderen, maar dat heb ik er graag voor over. Dus toen ik mijn vrouw eindelijk zo ver had dat ze boeken ging lezen op de iPad besloot ze ook daadwerkelijk ebooks te kopen en dat deed ze bij Bol.com. Maar toen ze de koop ook gesloten had, kreeg ik vervolgens het verzoek die boeken ‘even’ op de iPad te zetten. Lastig, omdat ze alleen beschikbaar waren voor de Sony reader of Adobe Digital Editions. Voor diegenen die dit niets zegt: dit zijn boekenleesplatformen waarop je een ebook ‘mag’ lezen. Want je moet je ervoor registreren en je boeken worden in een soort online bibliotheek geplaatst die bijhoudt wat je waar hebt staan. Als je je boek op een ander apparaat wil gaan lezen dan moet je daar weer allerlei toeren voor uithalen om dat voor elkaar te krijgen. Dat noemen ze DRM, of Digital Rights Management, een kostbare beveiliging om je te verhinderen je zelfgekochte boek onverhoopt op een andere manier te lezen dan geoorloofd. Maar dit stuk gaat ook niet over DRM, het gaat nog steeds over de uitgevers en hun traditionele modellen. DRM is daar een symptoom van, zoals ik verderop zal uitleggen. Het omzetten naar de iPad van de boeken die mijn vrouw bij Bol.com gekocht had kostte me overigens welgeteld één minuut. Daar ga je met je dure beveiliging.

Uitgevers geven boeken uit. Dat is hun primaire doel. Daarvoor moeten ze een aantal zaken doen en laten. Ten eerste moeten ze schrijvers zien te vinden die boeken schrijven die een bepaald publiek aanspreken. Vervolgens moeten die boeken netjes worden opgemaakt en geredigeerd, er wordt wat artwork geregeld en er worden pakkende teksten toegevoegd (blurbs of flapteksten.) Er vindt nog het een en ander aan administrativia plaats, zoals ISBN en aanmelding in wat verspreide systemen. En de boeken worden in een bepaalde oplage gedrukt (meestal natte vingerwerk) en in een opslag geplaatst. Dat is feitelijk het gehele uitgeef-systeem. Wat erachteraan komt is overigens ook heel interessant, namelijk: distributie, verkoop en marketing. Niet zozeer vanwege de inhoudelijke taken die daarin worden uitgevoerd, maar vanwege de kosten die ermee gemoeid zijn. Ja, die kosten variëren. Maar er zijn wat bekende percentages waarmee gewerkt kan worden. In principe bestaat de prijs van een boek uit Uitgeversdeel, Boekhandelskorting, Centraal Boekhuis, Marketingkosten en als laatste krijgt de auteur ook nog wat. Meer dan 50% gaat naar Boekhandelskorting, Centraal Boekhuis en Marketing. Meestal nog wat procentjes meer. Ga je uit van een boekenprijs van zo’n twintig euro per boek, dan kom je er snel achter dat zo’n elf tot twaalf euro in de overhead gaat zitten en niet aan de uitgeverij of de schrijver ten goede komt.

Ik begrijp wel waarom ebooks het niet goed doen in Nederland. Allereest hebben we een vaste boekenprijs, dus er kan niet echt gestunt worden met boeken, waardoor de –monopolistische- marges voor distributie en verkoop gehandhaafd kunnen blijven. Verwacht dus van die kant geen initatieven om ebooks aan te gaan bieden en zeker niet economisch gunstiger voor de consument. Ten tweede zijn onze uitgeverijen in Nederland en België gewoon te klein en ze missen dus de slagkracht om een eigen platform a la Amazon neer te zetten. Waaruit blijkt dit? Vrij eenvoudig: de kosten voor ebooks in de Nederlandse online boekhandels. Die wijken nauwelijks van de print-publicaties af. De reden? Volgens de uitgeef-branche zijn de ebooks qua productie net zo duur als gewone boeken en zit er 19% BTW op de ebooks ten opzichte van de 6% op gewone boeken. Wat je hier ziet is dat het digitale boek exact hetzelfde wordt behandeld als het gewone boek. Terwijl er een wereld van verschil zit in distributie, verkoop en marketing. Maar ja, laat daar nu het meeste geld blijven hangen. Ter illustratie: bij verschijnsel.net zijn we bezig met conversie van de bestaande print-boeken van een aantal auteurs naar ebook. Dat kost welgeteld ongeveer twee uur per boek, daarna is het klaar voor publicatie. Daarbij is niet meegerekend de tijd die al in redactie en perfectionering van het print-boek is gaan zitten.

De Nederlandse uitgevers lopen dus een paar jaren achter. Op zich is daar niets mis mee, het betekent alleen dat wanneer de omslag komt, deze harder zal aankomen voor de traditionele uitgevers. Digitale uitgaven zijn nu eenmaal anders, dus die kun je niet behandelen als een papieren uitgave. Een aantal markante trends van de overzijde van de grote plas dient zich aan:

  • van Amerikaanse schrijvers wordt door traditionele uitgevers steeds meer verlangd dat ze zelf redactie, opmaak en marketing voor hun werk doen, terwijl de marges voor de schrijvers steeds lager worden (3% marge per boek is geen uitzondering meer.)
  • Contracten van traditionele uitgevers worden steeds veelomvattender en dekken tegenwoordig vaak electronische uitgaven, merchandising en nog veel meer af.
  • Het aantal zgn. Indie schrijvers (schrijvers die zelf hun (e)boeken uitbrengen en vermarkten) neemt dramatisch snel toe.
  • De grote e-tailers hebben hun eigen eco-systeem van e-readers en ebooks opgebouwd en bieden daarmee een immens ebook platform.
  • Er ontstaan publicatie-distributie-platformen die op grote schaal mensen in staat stellen zelf boeken uit te geven, onder eigen naam en verantwoordelijkheid en die daarbij een compleet e-distributie netwerk naar de grote e-tailers bij aanbieden. En daarmee kun je succesvol zijn.

Ik stel dat het bovenstaande ook in Nederland te gebeuren staat. Amazon verkoopt de Kindle inmiddels ook naar Nederland. De iBookstore verkoopt nu ook Nederlandse boeken, niet gehinderd door Nederlandse wetgeving over boekenprijzen.

Nu kun je je afvragen of ik hier een revolutie verkondig. Maar niets is minder waar. Ik hoef niet op te roepen voor een revolutie. Want die heeft Amazon vier jaar geleden al veroorzaakt met de introductie van de Kindle. Het is enkel een kwestie van tijd voordat de aanschaf en consumptie van ebooks in Nederland dezelfde vormen aanneemt als in de States. Voor de uitgevers betekent dit dat ze moeten aanpassen. Maar omdat ze de content van schrijvers aggregeren voor de consumenten is er wel degelijk een rol voor ze weggelegd. Minder goed vergaat het distributie en verkoop en ook de marketing zal te lijden hebben onder veranderende media. Internet immers stelt uitgever en auteur in staat direct contact te hebben met lezers, voor marketing, distributie en verkoop. Marketing gaat nu eenmaal niet alleen om advertenties, maar ook om communicatie, het verkrijgen van aandacht en het optimaliseren van boodschappen, zowel van de auteur en uitgever naar de consument als van de consument naar uitgever en auteur. Distributie en verkoop zijn in het geval van ebooks via Internet evident.

Boven dit stuk schreef ik “Een schrijver zoekt publiek” en dat is uiteindelijk de insteek. Maar daarbij loop je dus tegen het traditionele uitgeversmodel aan. Toen ik in 1991 een verhaaltje genaamd “De Laatste Draak” schreef, verscheen dat in Ator Mondis deel 3, in een oplage van naar ik meen honderd exemplaren. Had ik meer gewild? Jazeker. Maar er was in die tijd niet heel veel ruimte voor aanstormend talent, dus elke publicatie was meegenomen. Een van de redenen destijds om samen met Roelof Goudriaan Babel Publications op te richten was het gebrek aan uitgeverijen die de moeite wilden nemen auteurs een platform te geven. Snel vooruitspoelen naar 2011, twintig jaar later. De uitgeverijen zijn grotendeels identiek. Hun manier van werken is niet heel erg veranderd. Maar de wereld verandert wel.

Toen ik dus begin september weer begon te schrijven, informeerde ik bij Roelof Goudriaan, die Babel Publications had voortgezet als Verschijnsel, of hij geïnteresseerd was in een roman van mijn hand, gebaseerd op “De Laatste Draak”. Het antwoord was ja, maar tijdens die discussie kwam ook het fenomeen ebook naar voren en de activiteiten die Roelof daar eerder in ontplooid had. Hij was tegen dezelfde problemen aangelopen die ik eerder in dit stuk beschreven heb. Ik vertelde hem van mijn kleine onderzoekje en we besloten een experiment te houden: we gingen een aantal van de bestaande Babel-SF boeken die out-of-print waren, als ebook aanbieden via een van de Amerikaanse ebook platformen en dan bij voorkeur het platform met de beste ebook-distributie. Daarnaast wilden we een aantal ebooks gratis aanbieden om mensen kennis te laten maken met de verschillende auteurs uit het Verschijnsel/Babel Publications portfolio. Dit alles via een nieuw op te richten Verschijnsel.NET site die zich richtte op het aggregeren van de ebooks die door Verschijnsel worden uitgegeven. En passant bombardeerde Roelof me nog tot hoofdredacteur voor Verschijnsel.NET, want die was nodig en wie beter dan de vroegere hoofdredacteur van Babel Publications?

Op het moment van schrijven zijn we al overtuigd van het succes van het nieuwe model. “De Laatste Draak” is een van de ebooks die ik gratis ter download heb aangeboden via een site genaamd Smashwords die boeken in alle formaten, zonder DRM, ter beschikking stelt. Daarnaast distribueert Smashwords naar de iBookstore, Amazon, Barnes & Noble, Diesel eBooks, Sony eBookstore en Kobo. Ja, inderdaad, “De Laatste Draak” is terug te vinden op al deze sites, als gratis download. Het voordeel voor de auteur is dat je je als consument wel moet aanmelden bij deze sites, voor je kunt downloaden. En dat geeft je als schrijver een heel helder inzicht in de platformen en de aantallen lezers die geïnteresseerd zijn in je werk. Ter illustratie, via Smashwords alleen al is “De Laatste Draak” nu ruim vierhonderd keer gedownload, in iets meer dan drie weken (de duizend is op 10 januari 2012 gepasseerd, in juni 2012 stond de teller op 2500). Ik ben ook heel benieuwd naar de aantallen downloads via de andere platformen, zeker gezien het aantal iPhones en iPads in Nederland en de talloze Android toestellen die allemaal potentieel een e-reader zijn.

Als ik terugkijk op die eerste oplage van “De Laatste Draak” en de aantallen die nu gedownload worden, dan weet ik dat ik nu mijn publiek gevonden heb. In het ebook heb ik al aangekondigd dat er een roman aankomt en de mensen die het verhaal ook daadwerkelijk gelezen hebben, zullen dus bij een eventuele aankondiging van de roman alvast een stukje van het verhaal kennen en zich afvragen hoe het allemaal verder gaat. En zijn misschien bereid het ebook te kopen, of zelfs de print-versie. Want ook daar ligt nog een rol voor de uitgever. De print-publicaties blijven interessant, mits ze iets bieden waarin een ebook niet kan voorzien. Voor mijn eerste roman, “De Falende God”, hebben Roelof en ik gekozen voor een extra achtergrond-verhaal dat los gelezen kan worden, maar dat wel inzicht geeft in een aantal van de plotten en verhaallijnen die door de roman lopen. Daarnaast zitten er illustraties (in de vorm van kaarten) in de print-versie van het boek. Op die manier bied ik de consument, mijn lezers, een keus. En de tijd zal het leren.

Overigens verandert er ook wel degelijk een en ander voor de schrijver. Die is namelijk veel meer betrokken bij het uitgeef-proces, met name in de methode die Verschijnsel hanteert. Wij gaan uit van een aantal principes:

  • Verschijnsel.net is een imprint, een label, een plek waar Verschijnsel ebooks netjes verzameld staan, maximaal toegankelijk voor de consument.
  • De schrijvers geven hun ebooks zelfstandig uit, maar onder Verschijnsel label. We doen dit vanwege Yog’s Law, die er van uitgaat dat geld naar de schrijver moet vloeien. Op deze manier behoudt de schrijver totale controle over het eigen werk en heeft daar dan ook de maximale revenuen van.
  • Schrijvers bedienen hun eigen publiek conform de Long Tail theorie.
  • Verschijnsel helpt waar nodig, natuurlijk niet geheel onzelfzuchtig: Verschijnsel verdient aan de ‘print-specials’ die door een select publiek gekocht zullen blijven worden.
  • De rol van Verschijnsel is met name kwaliteitsbewaking.

Voordat Nederland op het niveau van de Verenigde Staten komt qua ebook acceptatie gaat er nog heel wat water onder de brug door. De uitgevers, distributie, boekhandels en marketeers gaan zich tot het uiterste verzetten om de bestaande modellen te handhaven. Er komen nog heel wat draconische DRM methodieken om mensen keuzevrijheid voor leesplatform te ontnemen en ze zijn allemaal gedoemd te mislukken zolang het omzeilen ervan een minuutje Googlen is. In de tussentijd voeren we met Verschijnsel.NET ons experiment uit en proberen we te ontdekken wat de beste nieuwe methoden zijn om onze lezers de meest optimale, gebruikersvriendelijke lezerservaring te geven. Wat ons betreft gaan schrijvers, uitgevers en consumenten een mooie, electronische toekomst tegemoet. Alle anderen zullen zich waarschijnlijk op iets anders moeten beraden.

Hilversum, november 2011, revisie januari 2012, juni 2012 voor online publicatie www.meznir.info

Print publicatie in Holland SF Q1 2012.

Bronvermelding:

Persbericht Amazon: http://phx.corporate-ir.net/phoenix.zhtml?c=176060&p=irol-newsArticle&ID=1565581&highlight

Ebook versus print totalen 2011: http://www.guardian.co.uk/books/2011/aug/12/hardback-sales-falling-ebook-publishing

The Making of an Indie Writer: http://www.smashwords.com/books/view/108102

De Vrije Uitgevers, boekenkosten: http://www.vrijeuitgevers.nl/?menu=3&page=Wat_zijn_de

Yog’s Law: http://www.sff.net/people/yog/

Long Tail theorie: http://nl.wikipedia.org/wiki/Long_Tail

Interview Holland-SF

Dit interview verscheen origineel in Holland SF nummer 4, jaargang 46

Je schrijft erg veel, wanneer je tijd hebt om te schrijven, en erg divers. Je hebt met je korte verhalen al diverse prijzen gewonnen, van de KKA voor beste sf-verhaal tot de literatuurprijs van het Cultureel Festival Baarn: een alleskunner. Je moet dus wel heel bewust hebben gekozen om je eerste grote werk een fantasycyclus te laten worden. Waarom?

Misschien niet het antwoord dat je verwacht, maar ik had gewoon zin om het Grote Nederlandse Fantasy Epos te schrijven. Nou ja, niet helemaal. Dat kwam later pas.

Zoals je weet begon ik eind 2008 weer productie te draaien toen Wonderwaan een aflevering met reisverhalen deed. Ik merkte toen dat het schrijven me eigenlijk weer heel goed afging, beter dan ooit tevoren. Meer levenservaring, veel geleerd, alles heeft natuurlijk zijn invloed.

In de maanden die volgden kreeg ik nog eens een hoeveelheid levenservaring over me heen zoals maar weinig mensen die meemaken en dat zorgde ervoor dat mijn schrijven even op de achtergrond raakte. Ik hervond mijn balans eind 2011 en toen wist ik dat ik toe was aan mijn eerste boek.

Er was een beslissingsmoment waarop ik moest kiezen tussen hardcore science fiction, weird cyberpunk of dark, epic fantasy. Dat laatste had ik al flink ontwikkeld en de plotlijnen en verhaalelementen waren goed uitgewerkt. Dus uiteindelijk viel mijn keus daarop, ook omdat mijn ‘fantasyproductie’ beduidend hoger ligt dan bij de andere genres, ik hoef er gewoon minder bij na te denken. Een productie van 3000-5000 woorden per dag voor fantasy is bij mij vrij normaal.

Recensenten hebben al aangekaart dat je in de Cranborn-boeken een breed filmdoek hanteert: veel personen, veel locaties, en erg doordacht zodat stukjes soms (meer dan?) een boek na introductie op hun plaats vallen. Weet je al hoe de kronieken zullen aflopen?

Er is een uitgeschreven, grote lijn voor de reeks. Dat is de lijn die ik per boek oppak en volg en die me tijdens het schrijven telkens terugtrekt naar het plot en me op het rechte pad houdt. Ik vermijd dan ook angstvallig de valkuilen waar veel auteurs van grote fantasyreeksen inlopen. Ik ga niet ineens ellenlange beschrijvingen van de jurken van de vlechtfrunnikende hoofdpersonen geven of zoveel karakters introduceren dat de voortgang van het verhaal tot een slakkengang wordt gereduceerd (ja, ik heb het hier over Robert Jordan en George R.R. Martin.)

Omdat ik die grote lijn volg, weet ik ook wanneer het tijd is om de puzzelstukjes op hun plek te laten vallen. Er zitten heel veel lagen verweven in de boeken en wie de tijd neemt eens ‘om zich heen te kijken’, die zal zien dat er veel geschiedenis en folklore in de boeken zit. Om het nog wat erger te maken heb ik voor de printboeken van Verschijnsel nog extra verhalen geschreven die zo’n stuk geschiedenis vertellen en die een nieuw perspectief op de gebeurtenissen geven. Ik waarschuw ook expliciet in de boeken dat deze verhalen je perspectief op het boek zullen veranderen, want dat doen ze.

De grote lijn vertelt ook hoe het boek afloopt. Gelukkig heb ik daar een hoop vrijheid in, want veel van de wereld van Cranborn ligt nog open. In de tussentijd verhaal ik in hoog tempo de gebeurtenissen die langs de grote lijn liggen. Het is immers een tijd van oorlog en helden en magie en achterbakse kuiperijen en fluisteringen in het donker, zonde daar een moment van te missen. Daarom kies ik heel bewust voor korte hoofdstukken die telkens een fragment van de grote lijn laten zien en die de lezer zelf een groot stuk van de tussenliggende tijd laten invullen.

De laatste regel van het laatste boek weet ik overigens al. En de laatste regel van het extra verhaal dat in dat boek komt, weet ik ook al. Ik kan me nu al verheugen op een heleboel ‘wtf?’ momenten die de lezers daarvan ongetwijfeld gaan beleven…

Mij valt op hoe divers de verschillende hoofdstukken zijn: ironische humor met een basilisk, intense realistisch uitgevochten veldslagen met een flinke portie strategie, bravoure van swashbucklers, duistere psychologische horror. Breng je zo de lezer niet uit z’n evenwicht?

Ik hoop juist de lezer uit z’n evenwicht te brengen. Ik ben een verhalenverteller en het leven kent vele verhalen in vele vormen. Juist de variëteiten in verhaalstijl en vorm maken denk ik dat de boeken beter aansluiten bij de belevingswereld van mijn lezers. Maar goed, da’s mijn mening. Ik denk dat die mix van verschillende stijlen en serieuze en minder serieuze stukken de boeken juist heel plezierig leesbaar maken. Er zullen stukken zijn die sommigen niet bevallen en anderen weer wel. Dat wil overigens niet zeggen dat ik probeer voor ‘iedereen’ te schrijven, want dat kan gewoon niet, maar als lezer zal er altijd wel een hoofdstuk zijn waarin je wordt meegevoerd en waarin je kunt meeleven met de hoofdpersonen en juist die klik probeer ik mijn lezers te bieden.

Je zet de lezer ook graag op het verkeerde been, of vergis ik me daarin?

Mijn boeken gaan over mensen en mensen kunnen je verrassen. En ik probeer toch ook wel een boodschap in de boeken te leggen: niet alles is wat het lijkt… Dus ja, lezers kunnen wel eens een ‘huh?’ moment beleven als ze een gebeurtenis of activiteit zien waarvan ze aanvankelijk dachten dat die niet thuishoorde bij een bepaald karakter. Ik geloof nu eenmaal niet in de stereotype moordenaar, huurling en jager. Ze lijken het misschien wel te zijn, maar er zit vast meer achter. En zo geldt dat voor alle karakters in mijn boeken.

Fantasy gaat traditioneel over de strijd tussen goed en kwaad. Dat gevoel heb ik nog niet zo bij de Cranbornboeken. We zien het einde van een tijdperk, en een aantal sterke personen of facties die dat machtsvacuüm proberen te vullen. Allen hebben hun duistere kantjes, heel nare duistere kantjes soms, maar ze hebben ook hun drijfveren en hun eigen vorm van een ethiek. Dat geldt voor de Romeins aandoende intrigante Lianne, de angstaanjagende Brogar Larraunt, zelfs voor de mannenverslindende kerkstrijdster Voronastis. Hoe effectief is dat soort psychologische diepgang in een fantasyboek?

Goed en kwaad, zwart en wit, licht en donker. Het zijn de extremen van de menselijke beleving en ergens heel geruststellend. De slechteriken zijn duidelijk slecht, ze schoppen lolcats en moorden zonder blikken of blozen. Daar tegenover staat de nobele ridder op zijn witte paard, prodent smile, de paladijn voor alles wat goed is. Het is zoals het hoort, er is geen verwarring zoals in het dagelijks leven, het is de ultieme vorm van escapisme, een wereld waarin de schijnbare regels van onze maatschappij die ons zijn bijgebracht ook daadwerkelijk worden nageleefd en goed en kwaad perfect herkenbaar zijn. Lekker makkelijk dus.

Ik geloof daar niet in. Het meest duidelijke voorbeeld dat ik daarvoor heb is een van de hoofdpersonen in de boeken, de moordenaar Grijs. Er is een hele goede reden dat die meneer Grijs heet. Niet alleen is het zijn rang, het is ook zijn voorkomen, zijn gedrag, zijn wezen. Hij is niet goed, hij is niet slecht, hij is. Niet wit, niet zwart, maar grijs.

Noem het psychologische diepgang als je wil. Ik vind het niet meer dan normaal dat mensen verschillende kanten hebben en verschillende motieven om dingen te doen die we van een ‘goed’ of ‘slecht’ mens niet meteen verwachten. Ik geef toe, dat maakt het voor sommige mensen minder ‘Fantasy’ dan andere boeken, maar ik vertel op de achterkant van het boek en in de introteksten toch echt dat het dark fantasy is en dat moet je maar net leuk vinden.

En toch, en toch, en toch, zit er wel iets in van die strijd tussen goed en kwaad. Maar dan op een heel hoog, bijna esoterisch niveau, waarbij de vraag wie nu eigenlijk goed is en wie kwaad, niet heel eenvoudig beantwoord kan worden.

Wat schrijf je liever, intrige of veldslag? En: wat schrijf je beter?

Intrige vind ik leuker, veldslag schrijf ik beter en sneller. Ik denk dat het te maken heeft met de hoeveelheid achterbaks denkwerk die ik voor intrige moet verrichten terwijl een veldslag een relatief eenvoudige ‘wij tegen zij’ situatie beschrijft.

Het taalgebruik van de Cranbornboeken is veel directer dan de bloemrijke taal die veel van je collega-schrijvers hanteren. Het geeft de boeken heel veel impact, en het maakt ze ook erg toegankelijk. Hoe zie je dat zelf? Heb je je schrijversstem aangepast voor deze fantasycyclus?

Ik hanteer verschillende stijlen voor verschillende verhalen en boeken. Voor Cranborn hanteer ik inderdaad een directe stijl. Die keus is niet zozeer ingegeven door de wens een bepaalde stijl te hanteren, maar meer door de wens mijn eigen werk te kunnen lezen in de stijl die ik in Fantasy het meest waardeer. Jazeker, ik lees soms nog eens een stukje in mijn eigen boeken en elke keer moet ik uitkijken dat ik niet ineens weer drie hoofdstukken verder ben.

Een van mijn grootste voorbeelden hierin is de dark fantasy schrijver Glen Cook (The Black Company, The Dread Empire) die ik telkens opnieuw kan lezen. Daarnaast ben ik een verhalenverteller, geen stilist. Ik probeer dus zoveel mogelijk verhaal te vertellen in een compacte vorm en deze schrijfstijl leent zich daar perfect voor, zoals enkele recensenten ook al opmerkten. Daarnaast lenen de gebeurtenissen die ik beschrijf zich niet zo voor bloemrijk taalgebruik en past dat niet bij de mensen over wie ik schrijf.

Ik gaf het al aan, verschillende stijlen voor verschillende verhalen en boeken. Cranborn heeft een bepaalde thematiek en setting waarbij een specifieke schrijversstem past, dus die hanteer ik dan ook. Voor andere settings en thema’s kan ik weer een hele andere stem opzetten, die veel beter past bij wat nodig is om een maximale impact uit een verhaal of boek te halen.

Het Afwezige Licht

In overleg met Verschijnsel is de publicatiedatum van Het Afwezige Licht op juni 2018 vastgesteld.

Het boek ligt inmiddels bij de drukker. Het aftellen begint…

 

21 januari 2018: Het Afwezige Licht is klaar!!!

Juli 2017, verhuizing en verbouwing en daarna weer de rust om verder te schrijven. Er komt weer schot in de zaak.

Februari 2016, na gezinsuitbreiding vorig jaar en drukte van mijn werk, eindelijk weer goede voortgang, middelpunt gepasseerd. Onderstaand stand van zaken.

Hieronder de hoofdstukken in “Het Afwezige Licht” (groen is af, paars ben ik mee bezig):

Wat vooraf ging

Deel 5

Het listige vertrek (preview link)
Kapersvrienden
Tussen vuren
Onredelijke Eisen
Spel om de Kroonsteden
Onderhoud met Hardin
Aankomst op Rotanny
Vreemde Bondgenoten
Het Aambeeld
Dubbele bodems
Dag van Bloed
De Grote Weg

(totaal 75k woorden)

Deel 6

Keerpunt (80.5k)
Vlootschouw (83.5k)
De Onderstad (91k)
Het Aanzoek (95k)
De Boodschapper (98k)
Stormteken (106k)
De voorde van Wisenwolde (110k)
Marsorders (115k)
Brood en Spelen (124.5k)
Het Verschroeide Land (126.5k)
Midzomernacht (135.5k)

Over de auteur
Over Verschijnsel

Extra verhaal voor de paperback

 

Februari 2014, de cover art is net aangeleverd door Tais Teng en ik vind hem mooi. Zie hieronder:

 

Januari 2013 – Deel 3 van de Cranborn kronieken staat in de steigers. De grote lijn is uitgewerkt en nu is het zaak de synopsis in te gaan vullen en de verschillende onderdelen zo op te zetten dat er een coherent geheel uitkomt in 135-140k woorden. Het schrijven over Cranborn gaat steeds makkelijker naarmate meer van de wereld is uitgewerkt en ik kom nu op een aantal plot-elementen die ik al in ‘De Falende God’ en ‘In Schaduwen van Weleer’ in gang heb gezet.

Tais Teng denkt na over een pakkende kaft voor dit deel en de volgende delen.

Muziek van Cranborn

Meestal staat er muziek aan wanneer ik schrijf. Nu vind ik het sowieso prettig wat muziek op de achtergrond te hebben, maar er zijn ook muziekjes die me inspireren tot het schrijven van specifieke stukken. Bijvoorbeeld mijn verhaal ‘De Koperen Oase’, dat de Fantastelsprijs van 2012 won, was geschreven op de klanken van Ennio Morricone. Grappig genoeg wist de jury die sfeer eruit op te pikken. Momenteel wil ik me nog wel eens aan post-apocalyptisch wagen en dan zet ik Godspeed You Black Emperor op, post-rock met wat mooie, dissonante symfonieën die voor mij al een beeld schetsen dat ik dan in het verhaal probeer te vangen.

In 2011 begon ik te schrijven aan ‘De Falende God’, eerste uit de Cranborn reeks. In die tijd zocht ik muziek die paste bij de sfeer die ik wilde oproepen. Dus er kwam wat Evanescence op, Within Temptation, waarom ook niet, maar ook wat Trobar de Morte, Enya, Kate Bush, Clannad en meer bands met Keltische en Gothic invloeden.

Al vrij snel draaide ik één plaat helemaal grijs en dat was het album ‘Illusia’ door ‘DarkLily’. Wie zeg je? Ja, dat vroeg ik me op dat moment dus ook af.Vrijwel geheel ‘De Falende God’ en ‘In Schaduwen van Weleer’ zijn geschreven op de klanken van ‘Illusia’ en ook nu terwijl ik dit schrijf en tijdens het schrijven aan ‘Het Afwezige Licht’ staat Illusia op. Inmiddels heb ik van DarkLily zelf haar albums ‘Cobblestone Road’ en ‘In the Hollow’ mogen ontvangen. Ook erg lekker om te luisteren.Wanneer ik teruglees in ‘De Falende God’ of ‘In Schaduwen van Weleer’ (ik moet de boel wel consistent houden) en ‘Illusia’ staat op, dan zie ik een aantal van de beelden die ik toen probeerde vast te leggen zo weer verschijnen.

Voor wie geinteresseerd is en de boeken ook eens wil lezen met een goed muziekje op de achtergrond, ‘Illusia’ is publiek beschikbaar geworden en is via deze link te downloaden. Sinds 2016 heeft DarkLily ook een Bandcamp site. Rest mij de lezers van de Cranborn serie veel lees- en luisterplezier toe te wensen.

Het doel van Cranborn

Het Boek Gebonden in Koud IJzer

Toen ik eind 2011 begon met schrijven van de Cranborn kronieken, had ik een verhaallijn en een hoop achtergrondmateriaal klaarliggen. Maar ik had ook een visie voor wat ik uiteindelijk wilde met de boeken die ik ging uitbrengen…

Oplettende lezers van de eerste twee delen zullen gezien hebben dat ik elk boek in twee stukken heb gedaan en dat ik van boek een naar boek twee heb doorgenummerd, zodat ik in ‘In Schaduwen van Weleer’ eigenlijk deel 3 en deel 4 bevat. In ‘het Afwezige Licht’ gaat die nummering door als deel 5 en deel 6. En hoe verrassend, die lijn zet ik door in ‘Strijd om de Kroonsteden’ en ‘Het Gelijk van Koud IJzer’, zodat er uiteindelijk tien delen zijn.

Die tien delen wil ik uitbrengen als een enkel, groot boek en dat is best een uitdaging. Waarom? Omdat ik dat boek ‘Gebonden in Koud IJzer’ wil uitgeven in een beperkte (ik denk 100 exemplaren), genummerde en gesigneerde oplage. Een collector’s item dus, voor de echte fans, een gebonden boek, vermoedelijk met een separate – of uitklapkaart, geheel nieuw en getekend door Tais Teng en een soort sleeve die het idee geven dat het boek is ‘gebonden in koud ijzer’.

Voorlopig is het een droom/visie, dus eerst maar de boeken afschrijven. Daarna zie ik weer verder.

Preview – Het Afwezige Licht

In overleg met mijn uitgever kan ik alvast een paar tipjes van de sluier gaan oplichten. In de komende maanden plaats ik elke twee weken een klein stukje van het begin van ‘Het Afwezige Licht’ om de lezers die op deel 3 van de serie wachten alvast een idee te geven wat ze te wachten staat. Let wel, dit is mijn draft-versie die nog langs de proeflezers en de redactie moet. Nog nieuwsgierig naar de muziek die ik afspeel tijdens het schrijven? Lees (en luister) het HIER.


 

Preview 1, Hoofdstuk ‘Het listige vertrek’

Het huis van Aloys At Bruenendael in Fallora lag op een steenworp afstand van het koninklijk paleis. Volon Giraingard kon een kleine zucht van verlichting niet onderdrukken. De stille tocht van de poort van de stad naar het centrum was zenuwslopend. Overal stonden mensen langs de weg, mannen en vrouwen van de burgerij, hun ogen donker, onder het toeziend oog van zwaarbewapende wachters die op elke hoek van elke straat leken te staan.

Fallora was op het eerste gezicht een rijke stad. De huizen waarlangs Volon met zijn troepen reed waren groot, goed onderhouden en versierd met witmarmeren ornamenten, maar wanneer hij gezeten op zijn paard over de hoofden van de mensen een paar van de smalle steegjes inkeek, zag hij daar vervallen huisjes en magere kinderen in lompen die op straat speelden.

‘Priester, ik krijg de indruk dat de mensen ons niet heel gunstig gezind zijn,’ zei Volon tegen de man die naast hem reed.

Roelf van Orkara knikte. ‘De mensen van Fallora zijn moe. Het voortdurende geruzie tussen de huizen verlamt de economie en verzwakt de saamhorigheid. Als de huizen de handen ineen zouden slaan en voor rust en stabiliteit zouden zorgen, dan kon Fallora de parel van de oostkust van Cranborn worden. Nu wordt er teveel besteed aan politiek steekspel, omkoping en veel te grote legers voor elk van de huizen.’

‘En de enige die er beter van worden zijn de huizen zelf,’ zei Volon. ‘Voor de mensen is er niets over.’

‘Zo is het,’ zei de priester.

Het koninklijk paleis lag op een lage heuvel, voor het grote centrale plein van Fallora, en was hoger dan de muren die het terrein omsloten. Op de vier hoeken stonden ronde torens en Volon zag boogschutters en piekeniers langs de kantelen lopen. Het was een teken dat er wantrouwen en onrust in Fallora heerste.

Het huis van Aloys At Bruenendael lag voor hem ter linkerzij, een vesting in het klein met hoge, raamloze muren en aan de pleinzijde een grote, houten poort met een zestal wachters in het groen met zwarte livrei.

Op het plein zelf stonden verschillende groepjes mannen met elkaar te converseren en Volon herkende direct de tweedeling en de onderlinge kampen die de mensen hadden gevormd. Zodra hij met zijn gevolg arriveerde, vielen de gesprekken stil.

Volon gebruikte zijn generaalsstem om Wulf van Mulzand bij zich te roepen. ‘Wulf! Zorg dat de troepen bij hun huizen komen, voeg je daarna bij ons in Huize Bruenendael.’

‘Aye, Generaal,’ riep Wulf terug. Hij salueerde en tot genoegen van Volon salueerden zijn eigen mannen mee wat weer tot gevolg had dat de overige soldaten bijna automatisch meesalueerden. Het zag er in ieder geval indrukwekkend genoeg uit en bezorgde hem meteen een soort reputatie. Hij wist niet of hij daar iets aan zou hebben in Fallora, maar het kon zeker geen kwaad.

Op de binnenplaats van Huize Bruenendael verzamelden bedienden en soldaten zich om te zien hoe Volon arriveerde. Hij steeg af en gaf zijn paard aan een staljongen die het dier wegvoerde. De andere soldaten volgden.

Op het bordes van het stadshuis stond een immense man, makkelijk twee keer zo breed als Volon, duidelijk gespierd, maar ook zo volgevreten dat Volon niet verwachtte dat hij in een gevecht veel moeite met hem zou hebben. Gezien zijn rijke kleding in de familiekleuren en zijn arrogante houding vermoedde hij dat dit Aloys At Bruenendael zelf was.

Volon knikte naar zijn soldaten en liep vervolgens naar het bordes. Zijn mannen stelden zich in drie rijen achter hem op, met Jorund een paar voet rechts achter hem.

‘Aloys At Bruenendael, neem ik aan?’ vroeg Volon Giraingard.

‘Dat ben ik, generaal Giraingard,’ zei de man. Zijn stem was lichter dan Volon verwachtte, hoewel er een grote kracht onder leek te zitten. ‘Uw komst was al aangekondigd door mijn boodschappers en natuurlijk was de bode van Van Borrendahl gisteren al gearriveerd. Ik stel voor dat uw mannen naar de barakken gaan en dat wij een laat middagmaal nuttigen.’

Volon knikte. ‘Dat is akkoord.’ Hij gebaarde naar Jorund die opdrachten begon te blaffen. Zijn mannen marcheerden ordelijk in de richting van het bijgebouw waar de overige soldaten al bezig waren hun bagage van de paarden af te halen.

De landheer en de generaal liepen de trappen van het bordes op en de ontvangsthal van het stadshuis in. Het was een ruime zaal met zwarte en witte tegels op de vloer, daarop diverse beestenvellen en enkele rijkversierde wandtapijten aan weerszijden van een grote haard waarin een klein vuur brandde. In de verste hoeken waren deuren, waarvan er een open was en zicht op de keuken gaf.

‘Krellas!’ riep Aloys At Bruenendael.

Een magere man in het groen met zwarte livrei haastte zich uit de keuken en boog diep voor zijn heer. ‘Mijn heer, wat is uw wens.’

‘Een middagmaal voor de edele Volon Giraingard en mijzelf. En snel een beetje.’

‘Jazeker heer, uw privevertrekken?’ vroeg Krellas.

‘Doe maar, we hebben gewichtige zaken te bespreken.’

Volon vroeg zich meteen af wat die gewichtige zaken waren, maar hij kon vermoeden dat die met de politieke situatie in Fallora te maken hadden, de recente toename van de invloed van de Kerk van Rotanny en het gemor onder het volk over de rol van de adel in het land.

Aloys At Bruenendael ging Volon voor de smalle trap op die vervaarlijk kraakte onder zijn gewicht. Op de overloop hingen schilderijen van generaties Bruenendaels en Volon herkende duidelijk de bouw en gezichtsuitdrukking van de voorouders van zijn gastheer.

Ze namen plaats in een ruim vertrek met glazen ramen die uitzicht gaven op de binnenplaats. Volon nam de omgeving in zich op, hoe verwrongen die ook werd door de onregelmatigheden in de glazen paneeltjes. Verschillende gekleurde glaspanelen verstrooiden het licht van buiten in frisse kleuren door het vertrek. Aan een zijde van de kamer stond een indrukwekkende boekenkast die gevuld was met oude werken die blijkbaar vaak gelezen waren. Er tegenover was een werktafel die bezaaid lag met stukken perkament, opengeslagen boeken en verschillende inktstandaarden met ganzenveren.

Aloys veegde een deel van de werktafel schoon met een breed gebaar, pakte vervolgens twee grote stoelen en zette die midden in de kamer, waarna hij in een van de stoelen plaatsnam. Volon ging op de andere stoel zitten.

‘Uw komst naar Fallora heeft voor een hoop beroering gezorgd,’ begon Aloys. ‘Enerzijds bezorgt de Kerk van Rotanny ons de nodige hoofdbrekens, maar dat is een zaak die we zoals gebruikelijk intern kunnen afhandelen.’


Preview 2, Hoofdstuk ‘Het listige vertrek’

Volon grijnsde. ‘U heeft vaker te maken met interne problemen?’

Aloys grijnsde terug en Volon zag nu dat een van zijn hoektanden ontbrak. ‘Fallora kent een delicate balans, maar is toch flexibel, ondanks ordeverstoringen die regelmatig plaatsvinden, om het zo maar uit te drukken. Teveel verstoring kan die balans onhoudbaar maken.’

‘En mijn komst verstoort die balans?’

‘Uw komst versterkt de vijandigheid tussen Noord en Zuid Fallora. Immers, de noordelijke huizen zijn aanhangers van de Kerk geworden en staan een theocratie onder het Patriarchaat voor.  De zuidelijke huizen, waaronder de mijne, zijn dus per definitie tegen een dergelijke alliantie.’

‘Maar mijn komst lijkt daar verandering in te brengen?’ vroeg Volon.

‘Dat is juist,’ zei Aloys.

Een klop op de deur en even later bracht Krellas een groot dienblad naar binnen met daarop brood, zout, honing, noten, wijn, kaas, vlees van een schapenbout en een schaal druiven en appels.

Met een bord eten in de hand ging Aloys verder. ‘Uw gevecht met de troepen die vanuit Fallora gestuurd werden, heeft uw reputatie alleen maar versterkt.’

‘Ik wist niet dat ik al een reputatie had,’ zei Volon. ‘Zo vaak ben ik niet op Cranborn geweest.’

Aloys lachte. ‘Niet zo bescheiden, generaal, uw verhandelingen over slagveldtactieken zijn verplicht leesvoer voor de adel van Fallora. Dus toen uw naam genoemd werd, ging dat als een lopend vuurtje. En van alle plekken waar u op kon duiken, was dat bij mijn vesting, op mijn landerijen.’

Volon dacht even na. ‘Volgens mij zijn dat jeugdzonden.’

‘Dat kan zijn,’ beaamde Aloys, ‘maar onder de adel van Fallora kent u enige faam. En daardoor zijn uw woorden van belang in het spel van de huizen.’

‘Ik begin het vermoeden te krijgen dat u iets van mij verlangt, Heer At Bruenendael,’ zei Volon. Hij wist in ieder geval zeker dat hij het spel mee moest spelen met zijn gastheer. Maar in hoeverre, dat moest hij uit zien te vinden.

‘Uw aanwezigheid verstevigt mijn positie, die de afgelopen weken en maanden onder druk stond door de komst van de Kerk. Maar die balans zwaait nu weer de andere kant op. Immers, de Kerk kent wel een militante tak, maar die is in Fallora niet sterk vertegenwoordigd.’ Aloys nam een hap brood, propte er een stuk vlees achteraan en spoelde alles weg met een paar slokken wijn.

‘De noordelijke huizen vrezen een militaire campagne door de zuidelijke huizen?’ vroeg Volon op de man af.

‘Oh zeker,’ zei Aloys. ‘Een gedachte die we zeker bij hen moeten aanwakkeren tot ze bepaalde concessies doen.’

‘Zoals?’ vroeg Volon.

‘Vanouds leveren de huizen de kandidaten voor het huwelijk van de vorsten. De laatste drie keer waren dat vrouwen uit de noordelijke lijn. Dat maakt de koning meer geneigd het noorden te bevoordelen en dat verzwakt het zuiden,’ legde Aloys At Bruenendael uit.

‘Is dat alles?’ vroeg Volon. ‘Het recht een bruid te leveren aan de vorst?’

Aloys At Bruenendael zuchtte even en zijn hele lijf deed mee. ‘Het is niet eenvoudig,’ zei hij. ‘De zuidelijke huizen zijn de afgelopen generatie gezegend met enkel zoons. Er is niet een geschikte bruid te vinden, maar de keuzes van de huidige Prins, Lars Falloran, nopen ons een alternatief te vinden.’

‘En een van uw zoons zou geschikter zijn voor de troon van Fallora?’ vroeg Volon. Hij begon te begrijpen waar Aloys op aanstuurde.

‘We stammen allemaal af van de eerste koningen van Fallora, heer Giraingard, het is niet alsof we geen rechten hebben,’ zei Aloys. ‘Toevallig is mijn lijn directer en zuiverder dan alle andere huizen in Fallora, dat kan meespelen.’

Volon knikte. ‘Dat is me helder, heer Bruenendael, welke rol ziet u voor mij weggelegd?’

Aloys nam nog een slok wijn. ‘Blij dat u het vraagt. Naast mijn rechten op de troon zou een militair machtsvertoon dat zeer kunnen versterken. Als we die schijn kunnen ophouden, al is het voor korte tijd, dan zullen de huizen zich schikken en zal Lars Falloran zich terug moeten trekken.’

‘Geen erfopvolging?’ vroeg Volon nieuwsgierig.

Aloys grijnsde. ‘Enkel met toestemming van de Landraat. En die heeft nog geen definitieve beslissing over zijn koningsschap genomen.’

‘Mijn aanwezigheid is voor u wel zeer opportuun, Heer At Bruenendael,’ merkte Volon op. ‘Echter, ik ben niet heel erg genegen hier lang te blijven. Andere zaken hebben mijn aandacht en die stijgen uit boven uw belang.’ Hij zag het gezicht van Aloys At Bruenendael betrekken en bedacht zich dat hij op dit moment nog de goedgunstigheid van zijn gastheer nodig had. ‘Het lijkt me dus zinnig ter zake te komen, strategie te bepalen en ervoor te zorgen dat ik zo snel mogelijk met mijn mannen weer op weg kan, waarbij ik graag een stabiel Fallora acherlaat…’

Bij zijn laatste woorden klaarde het gezicht van zijn gastheer weer op. ‘U doet uw reputatie eer aan, heer Giraingard,’ zei At Bruenendael. ‘Welnu, dit is mijn plan…’ Hij pakte een leeg stuk perkament en legde dat op tafel.

Met een ganzeveer begon hij notities te maken en hij besprak de vele details met Volon tot hun plan klaar was. Daarna nam Volon afscheid om zich bij zijn mannen te voegen en voorbereidingen te gaan treffen.

‘Jorund!’ riep Volon Giraingard toen hij de barakken inliep. Zijn rechterhand kwam met ontbloot bovenlichaam het washok uit en veegde net de laatste zeepresten van zijn gladgeschoren kin. Zijn rossige haar was gewassen, maar nog steeds een wanordelijke bos.

‘Heer Giraingard, de voorzieningen hier zijn uitstekend,’ zei Jorund met een grijns op zijn gezicht.

‘Wen er maar niet teveel aan,’ zei Volon. Hij zocht een hoek op en wenkte zijn soldaat achter zich aan. Met zachte stem legde hij de situatie uit. ‘Zorg ervoor dat de mannen paraat blijven. Ik wil binnen vijf minuten kunnen vertrekken, mocht dat zo uitkomen. Zorg ook dat de paarden uitgerust en gevoed zijn, maar ook daarvoor geldt, binnen vijf minuten rijklaar.’

Jorund knikte. ‘Ik zal de mannen instrueren dat ze hun uniformen herstellen en schoon hebben voor het bal vanavond.’

‘En stuur Eslik en Harro naar me toe,’ zei Volon. ‘Ik heb wat opdrachten voor ze.


Preview 3 – Hoofdstuk ‘Het Listige Vertrek’

‘Die nacht was ik met Helga in de kas,’ zei Martus, de jonge hovenier tegen Volon. Hij bloosde lichtjes. ‘Hoewel we… afgeleid waren, was het tafereel dermate ongewoon dat we allebei een tijdje hebben gekeken.’

Volon maakte met een stukje kool notities op een groezelig vel papier waarop al meer aanwijzingen stonden die hij sinds zijn aankomst op Cranborn had opgetekend. ‘Noordelijke richting?’ vroeg hij.

De hovenier plukte nog wat onrijpe vruchten van de takken van een perenboom en keek intussen naar de muur die de tuin van het stadshuis van Aloys At Bruenendael omgaf. ‘Tussen Noord en noordwest, denk ik. Ergens in of voorbij het Grellingerwoud. Of misschien de noordelijke moerassen. Het was indrukwekkend, maar ik kan niet zeggen wat de oorzaak was.’

Volon vloekte binnensmonds. Dit was het verhaal dat hij al meerdere malen gehoord had. De plek leek steeds duidelijker te worden, maar er waren nog geen oorzaken genoemd. En daarom waren eventuele gevolgen ook nog niet te overzien, met uitzondering van het advies van de waarzeggers die Weldaf vertelden de Viorettelatburcht die nacht niet aan te vallen.

Hij overwoog even zijn bezoek aan Noordkaap uit te stellen en eerst poolshoogte te gaan nemen in de omgeving om uit te vinden wat nu de exacte locatie was geweest, maar hij bedwong zijn nieuwsgierigheid. Weldaf Gardansson had waarschijnlijk grote problemen als de inschatting van Volon over de kracht van de zuidelijke legers maar de helft was van zijn vermoeden.

Hij vouwde het papier weer op en stopte het in een van de plooien van zijn tuniek. ‘Bedankt voor je tijd, Martus.’

‘Graag gedaan, heer,’ zei de jongeman. ‘Het is prettig met iemand van rang en stand te praten die niet alleen maar bevelen snauwt.’

Volon grinnikte zachtjes. Hij voelde bij veel mensen in Fallora de onvrede over de manier waarop de adel met het gewone volk omging en Martus was daar een lichtend voorbeeld van. ‘Waar ik vandaan kom, wordt voornamelijk naar rang gekeken. En rang moet je verdienen.’

‘Als die dag ooit komt in Fallora…’ zei Martus.

‘Dat zal nog wel even duren,’ zei Volon met een glimlach. Maar zijn gedachten concludeerden dat Fallora toe was aan verandering, goedschiks of kwaadschiks.

***

Met het lengen der dagen daalde de zon ook in Fallora pas laat. Fakkels rond het paleis, lantaarns op het plein en lichtjes achter de ramen van de vele huizen in de stad gingen een voor een aan en verzorgden een bijna sprookjesachtige sfeer.

Volon keek met interesse vanuit de officierskamer van de barakken naar het komen en gaan van rijtuigen en koetsen op het plein en de edellieden die arriveerden voor het grootse bal dat Lars Falloran, de beoogde troonopvolger -voor sommigen-, had georganiseerd ter ere van het bezoek van een buitenlandse hoogwaardigheidsbekleder. Hij snoof even en vroeg zich af hoe een land zo klein als Fallora zich de politieke problemen van een land vele malen haar grootte op de hals had weten te halen. Hij wist dat Fallora niet alleen een oud land, maar ook een rijk land was en hij besefte zich terdege dat die rijkdom, gekoppeld aan allerlei rechtenkwesties, oude wetten en politieke verbonden was verworden tot de kluwen aan tegenstrijdige belangen die Fallora nu leek te zijn en waarin hijzelf nu verstrikt leek te raken.

In zijn hoofd speelden duizenden scenario’s, oorzaak en gevolg van zijn bezoek aan Fallora en de beste manier om zich zo onbeschadigd mogelijk uit dat kluwen te onttrekken. Eslik en Harro waren eerder die avond ongezien weggeslopen en voerden nu zijn instructies uit. Hij hoopte dat ze ongezien zouden blijven. Ze wisten niet van elkaar wat hun opdrachten waren en dat was ook noodzakelijk. Hij moest zijn opties openhouden en kunnen terugvallen op getroffen voorzieningen. Het was zijn gebruikelijke manier van werken, op het slagveld, of dat nu een daadwerkelijk slagveld of een politiek slagveld was; hij wilde altijd uitwegen beschikbaar hebben en als die er niet waren, dan maakte hij ze van tevoren.

Een zachte kuch haalde hem uit zijn concentratie. In de deuropening stond Eslik de Kale met een brede grijns op zijn gezicht.. ‘Uw vermoeden was correct, heer Giraingard,’ zei hij . ‘De wachters aan de noordzijde van de stad zijn inderdaad loyaal aan de vorsten van de noordelijke landen.’

Volon knikte. ‘De verdeeldheid van Fallora gaat veel dieper dan ik op het eerste gezicht dacht. Zelfs de stad is feitelijk onderverdeeld in kampen en elk van de huizen heeft een van de poorten onder controle. Heb je iemand bereid gevonden?’

Eslik knikte kort. ‘Jazeker, heer. Hij heeft Gardanfels zilver en goud geaccepteerd. Rond dodemansuur verwacht hij ons bij de poort.’

‘Uitstekend,’ zei Volon. ‘Doe je voorbereidingen, zorg dat er niets misgaat. Het is essentieel dat we er op dat tijdstip zijn.’

Eslik boog en haastte zich naar zijn taken. Niet veel later kwam Harro verslag uitbrengen.

‘Heb je iemand gevonden?’ vroeg Volon.

‘Ja, de Hurrungane vertrekt ruim voor het ochtendgloren bij het uitgaande getij. Een handelsschip met meer dan voldoende ruimte, mocht dat nodig zijn. De kapitein is Harrald Freitman, van Korral Peiragh.’

‘Dat klinkt eerder als iemand van zuidelijke afkomst,’ zei Volon. ‘In een zuidelijk schip ook nog.’

‘Zo ziet hij er ook uit,’ zei Harro. ‘En zijn accent is duidelijk Tra Sitka. Zijn langschip voert een vlag uit Korral Peiragh, vandaar.’

Volon knikte. ‘Dat zie je de laatste jaren wel vaker. Korral Peiragh is in opkomst en haar vloten zwermen uit over de zeeën en oceanen.’

‘Hij heeft de aanbetaling aangenomen. We zijn verzekerd van een plek aan boord, in ieder geval tot Houthaven, misschien ook verder, afhankelijk van uw wensen,’ zei Harro.

Volon beet op zijn onderlip. ‘Niets is zeker, op dit moment, Harro. Ik moet alleen met alles rekening houden. Mondje dicht hierover, zoals besproken.’

‘Zeker, heer,’ zei Harro. Hij boog kort en begaf zich naar zijn taken.

Volon keek naar het uniform dat hij op zijn brits had gelegd. De dunne stof was licht genoeg dat hij het over zijn wapenrusting kon dragen, ruim genoeg dat zijn maliënhemd niet direct zichtbaar was en duur genoeg dat zijn rang en positie meteen duidelijk waren. Hij legde zijn generaalsinsigne op de tafel en begon zich te verkleden.


Preview 4 – Hoofdstuk ‘Het Listige Vertrek’

 

De koets van Aloys At Bruenendael stond klaar op de binnenplaats van het stadshuis. Volon schudde zijn hoofd. Decorum was belangrijk, hij begreep de noodzaak van het bepalen van rangen en standen in de complexe maatschappij van Fallora, maar hij besefte ook heel goed dat hij zou instappen en aan de overzijde van het plein weer zou uitstappen.

Hij zuchtte en wenkte naar zijn soldaten die in twee rijen stonden opgesteld, in vol ornaat, hoewel zonder hun gebruikelijke wapens. Volon wist dat ze voldoende messen, dolken en ander wapentuig op hun lichamen verborgen hadden en een stevig gevecht niet uit de weg zouden gaan.

Jorund blafte een opdracht en de kolonne zette zich in beweging en zijn soldaten marcheerden met perfecte, afgemeten stappen de poort van het stadshuis uit, op weg naar de poort van het paleis, om daar een erehaag te vormen die Volon en heer Aloys At Bruenendael zou ontvangen.

Heer At Bruenendael stak zijn hoofd uit het raam van de koets. ‘Kom, generaal Giraingard, Fallora wacht op ons.’ Hij legde nadruk op “ons” en maakte het voor Volon meteen duidelijk dat ook dit stukje toneel in het voordeel van de zuidelijke landheer zou uitpakken.

Volon lachte gemaakt. ‘Natuurlijk, mijn waarde. We kunnen de prins en de edelen niet laten wachten.’ Ze waren inmiddels al ruim te laat en de eerste introducties waren waarschijnlijk al gedaan, maar Volon wist dat Aloys At Bruenendael alles had ingecalculeerd voor een maximaal effect. Enerzijds beviel het gekonkel hem niet, hij had een hekel aan poltiek, anderzijds kon hij de strategische zetten van de andere man wel waarderen. Aloys At Bruenendael was een formidabele tegenstander in meerdere opzichten.

De koets was van zwartgelakt hout met daarop groen met gouden ornamenten en het blazoen van At Bruenendael. Aan een extra vlaggestok hing de gele vlag met de drie steigerende paarden van Huis Giraingard. Een vierspan pikzwarte paarden en een menner en twee lakeien in het Bruenendaels livrei maakten het beeld compleet.

Volon haalde nog een keer diep adem en stapte de twee treden van het trappetje om in de koets te komen. Hij nam plaats aan de voorzijde tegenover heer Aloys die de achterzijde van de koets vrijwel geheel in beslag nam.

‘Ik kan niet ontkennen dat ik een zekere mate van opwinding ervaar, generaal,’ zei Aloys At Bruenendael. ‘Deze avond kan voor Fallora van historische betekenis worden.’

Volon knikte. ‘Daarin kunt u heel wel gelijk hebben, heer Aloys.’ Hij legde zijn hand op zijn been en voelde daar de geruststellende hardheid van zijn wapenrusting en de vorm van het lemmet van het mes dat hij daar verborgen had. Net zoals zijn soldaten was ook hij geen eenvoudige prooi voor lieden die niet tenminste net zo vastberaden als hij waren.

De koets legde de korte afstand over het plein af en kwam tot stilstand voor de erehaag van zijn soldaten en samen met Aloys At Bruenendael liep Volon naar de poort van het paleis waar argwanend kijkende soldaten hen doorlieten, samen met hun gevolg.

‘Wanneer we binnenkomen,’ zei Aloys, ‘zult u onmiddellijk zien dat de vloer verdeeld is in vlakken. De troon staat centraal, ter linker- en rechterzijde zijn verhogingen bestemd voor de adel, noord en zuid, en dan is er de rest van de zaal waar eenieder zich mag begeven, voor het gewone volk, voorzover dat uitgenodigd is. Direct voor de troon is de spreekcirkel, een zwartgeschilderd gedeelte, dat tijdens raadsvergaderingen wordt benut door de woordvoerder. Wie op die cirkel staat heeft het woord en kan stilte van de aanwezigen afdwingen. Dat is een van de weinige wetten in het land die zorgvuldig in stand wordt gehouden.’

‘Het klinkt in ieder geval alsof het volk een stem kan laten horen in de regering van het land,’ merkte Volon op.

‘Als ze voor de raadsvergaderingen worden uitgenodigd wel, ja,’ zei heer Aloys. ‘Gelukkig gebeurt dat enkel bij zaken die niet als belangrijk zijn aangemerkt.’

‘En de rol van de prins hierin?’ vroeg Volon.

‘Die luistert naar zijn leenheren. Maar hij heeft eerder blijk gegeven van volkse sympathieën, dus wij vertrouwen hem niet. En het volk ziet in hem enkel een vertegenwoordiger van de adel,’ zei heer Aloys. ‘Zijn positie is niet heel sterk.’ Hij glimlachte tevreden.

Volon knikte. Hij vermoedde al dat de politiek die in het land bedreven werd groteske vormen had aangenomen en alles dat heer Aloys vertelde, bevestigde dat.

Ze liepen onder de ijzeren spijlen van het valhek in de paleispoort door en kwamen op een ruime binnenplaats uit. Licht scheen door de vele ramen van het bouwwerk en verzorgde een feestelijke sfeer die geaccentueerd werd door fakkels en een groep potsenmakers in kleurige kostuums die opvallende capriolen uitvoerden. Volon keek achterom en knikte naar Jorund, die meteen met kalme stem bevelen begon uit te delen. Volons manschappen verspreidden zich over de binnenplaats en maakten zich zo goed en zo kwaad onopvallend.

‘Kom, de grote zaal is verderop,’ zei heer Aloys. Hij liep zelfverzekerd door de menigte naar het hoofdgebouw. Een bediende die hen aan zag komen verdween snel naar binnen en zodra Volon en Aloys At Bruenendael de zaal binnenliepen werden ze luidkeels aangekondigd. Het geroezemoes verstomde en enkele honderden paren ogen werden op het tweetal gericht. waarna het geroezemoes weer aanzwol tot twee keer het vorige volume.

Heer Aloys liep met grote stappen door de zaal tot hij midden op het zwartgeschilderde vlak stond. Hij schraapte zijn keel, hard, en om hem heen ontstond een cirkel van stilte die zich snel uitbreidde.

Zodra de zaal stil was, boog heer Aloys kort naar de vorst, Lars Falloran, die op de verhoogde troon in het midden zat. De vorst was een magere man, blond, met waterige blauwe ogen en een te grote neus voor zijn gezicht. Zijn houding en uitdrukking op zijn gezicht straalden een diepe vermoeidheid uit.

‘Prins Falloran,’ zei heer Aloys. ‘Sta mij toe een beroemdheid uit het verre zuiden aan u voor te stellen.’ Hij wenkte Volon dichterbij, die aan zijn verzoek gehoor gaf en naast hem kwam staan.

‘Twee dagen geleden verscheen generaal Volon Giraingard van Gardanfels aan de poorten van mijn slot, nadat hij zich door een horde kerkrovers gevochten had. Natuurlijk verschaften mijn mensen hem onderdak en hielpen ze hem op weg naar Fallora, zodat hij hier zijn zaken kon afhandelen.’


Preview 5 – Hoofdstuk ‘Het Listige Vertrek’

De prins drukte zijn vingers op elkaar en hij bestudeerde Volon aandachtig. ‘Heer Giraingard, ik begrijp dat u op doorreis bent. Wat wenst u van Fallora?’

Volon boog diep. Zodra hij weer overeind kwam zei hij: ‘Prins.’ Hij keek links en rechts van de prins. ‘Heren van de landen van Fallora. Mijn reis voert eigenlijk naar Noordkaap en overste Hardin. Het verre Gardanfels wordt bedreigd en mijn heer, Weldaf Gardansson, beval mij de hulp van de huurlingen van Cranborn in te roepen.’

De prins knikte langzaam. ‘U zult begrijpen dat uw manier van reizen vragen oproept bij de heersers van Fallora, generaal Giraingard. Allereerst reist u gewapend door onze landen. Daarnaast is vervoer per schip sneller en waarschijnlijk eenvoudiger.’

Volon knikte en hief zijn handen. ‘U heeft gelijk, prins, er zijn eenvoudiger alternatieven voor het reizen.. Echter, het seizoen is zojuist begonnen, de Straat van Sitka is weer ijsvrij en schepen zijn drukbezet. We waren blij dat we de oversteek vanuit Gardanfels konden maken.’

Terwijl de prins sprak, observeerde Volon de edellieden, meest mannen van middelbare of hogere leeftijd, die naast hem op de verhogingen zaten. Hij zag nauwelijks verholen haat, hebzucht en afgunst, waarvan hij vermoedde dat die deels voor hem, deels voor Aloys At Bruenendael bestemd was. Hij merkte ook de groepsvorming op die in de zaal plaatsvond, de scheiding tussen twee groepen edelen die vermoedelijk noord- en zuidgezind waren.

Verontrustender vond hij de priesters in hun rode gewaden die tussen de partijen doorliepen en zich niets van verdelingen of allianties aantrokken en die met iedereen praatten. Hun doel was niet het bevorderen van vrede, dat was hem duidelijk en hij moest denken aan de woorden van Roelf van Orkara op de weg hierheen: “opdracht van een vijfde cirkel patriarch om de Aldenring veilig te stellen.”

In zijn lange loopbaan was Volon verschillende legers tegengekomen en in de meeste gevallen waren de soldaten in die legers geïnteresseerd in plundering en zelfverrijking. Dat waren de legers die hij zonder veel problemen kon verslaan. Veel gevaarlijker waren de soldaten die een hoger doel dienden, hetzij vanwege een gevierd leider, hetzij ter ere van een bloeddorstige krijgsgod. Dat soort legers was moeilijk te verslaan en wilde vaak van geen wijken weten, zoals de legioenen van Noordkaap. En dan waren er ook nog de legers van Mavartallat die het begrip “terugtrekken” niet kenden. Hij huiverde onwillekeurig.

Volon wist niet waar hij de rode priesters moest plaatsen. Ze waren duidelijk een politieke macht die achter de schermen aan veel touwtjes wist te trekken en ze hadden een doel meegekregen dat verder strekte dan het verspreiden van hun geloof. Hij bedacht dat de Aldenring een van de vele steencirkels op Cranborn was. Bij de grootste en meest beroemde, de Ardenfristasring, had hij op midzomerdag een afspraak met Grim Krawatz. Wat als de Kerk van Rotanny alle steencirkels bezet? Wat betekent dat? Hij schudde zijn hoofd. Alleen de Aeldmen van Craen Bjorn uit de legenden konden de macht van de ringen gebruiken en voorzover hij wist waren de meeste daarvan verdwenen.

‘…en ik hoop dat de banden tussen Fallora en Gardanfels dienovereenkomstig kunnen worden aangehaald,’ besloot de prins van Fallora.

Volon vloekte zachtjes binnensmonds. Hij was afgeleid geraakt en had de helft van de toespraak van de prins gemist. Hij glimlachte. ‘Wijze woorden, prins, we moeten zeker streven naar samenwerking en vrije handel tussen onze staten.’

De fluistering van Aloys At Bruenendael klonk zacht in zijn linkeroor. ‘Genoeg nu.’

Volon boog kort en stapte met Aloys At Bruenendael weg van de verhoogde troon. Zodra ze buiten gehoorsafstand waren zei zijn gastheer: ‘Dat ging goed, de associatie met Huis Brueynendael is gelegd, nu is het een kwestie van uitspelen.’

‘Mooi, hoe lang verwacht u dat ik hier blijf? Ik heb veel zaken te regelen,’ zei Volon kortaf tegen zijn gastheer.

Aloys At Bruenendael glimlachte enkel en voerde hem langs verschillende groepjes edellieden en belangrijke handelaren. Bij elk maakte hij een praatje waarbij hij duidelijk zijn goede relatie met de beroemde generaal Volon Giraingard van Gardanfels benadrukte.

Rond middernacht was Volon weer bij zijn manschappen in het stadshuis van Bruenendael. Hij riep eerst Eslik bij zich en beval hem zijn voorbereidingen te treffen. Vervolgens sommeerde hij Harro om het tweede deel van het plan in werking te gaan zetten.

Met genoegen keek Volon toe hoe zijn mannen hun spullen netjes inpakten, voor zover ze al hadden uitgepakt en binnen een half uur stond iedereen bepakt en bezakt klaar.

‘Mannen,’ zei Volon met lichte stemverheffing, ‘vannacht moeten we vertrekken uit Fallora. Deze stad is een wespennest, een poel van verderf die ons kan opslokken en vasthouden terwijl Gardanfels bedreigd wordt door de sterkste vijand die ik ooit ben tegengekomen. We moeten naar Noordkaap, hoe dan ook. En het moet vannacht gebeuren.’

Harro salueerde en de andere manschappen volgden zijn voorbeeld.

Drie uur na middernacht verscheen een stoet paarden bij de Graanpoort. Hun benen waren omzwachteld en het geluid dat de hoeven veroorzaakten was bijna niet hoorbaar.

In het flakkerende licht van een paar fakkels sloeg een van de ruiters zijn kap terug en toonde zijn gezicht aan de wachter die hij eerder die dag had gesproken.

‘Hjalmer, ik ben het, Harro,’ fluisterde de ruiter.

‘Sshht!’ zei wachter Hjalmer, veel harder dan Harro’s fluistering. Hij wees met zijn speer naar de donkere figuren op de paarden. ‘Dit zijn ze?’

‘Dat klopt,’ zei Harro. Hij haalde een buidel onder zijn tuniek vandaan en hield die op in het schijnsel van de eenzame fakkel naast de poort.

De wachter keek om zich heen en plukte vervolgens snel de buidel uit Harro’s hand en plaatste hem onder zijn borstkuras. ‘Alles lijkt in orde,’ zei hij. Met een hand opende hij de Graanpoort en duwde de grote, dubbele deur naar buiten toe open. ‘En nu wegwezen.’

Harro salueerde kort naar de man en stuurde vervolgens zijn paard door de Graanpoort, gevolgd door de hele stoet.

Vlak na zonsopgang wekte de bediende Krellas zijn heer Aloys At Bruenendael. ‘Heer, heer, de generaal…’

‘Huh, watte?’ vroeg At Bruenendael.

‘Hij is verdwenen,’ zei Krellas, ‘samen met zijn manschappen.’

Aloys At Bruenendael kwam overeind, duizelig door slaapgebrek en een overdaad aan drank. ‘Wacht, zijn hun paarden ook weg?’

‘Ja, heer. De staljongen was bewusteloos en de wachters hebben ze niet horen vertrekken.’ Krellas kromp iets ineen, bedacht op een eventuele woede-uitbarsting van zijn meester. Maar Aloys At Bruenendael begon gemeen te lachen.

‘Perfect, dan heeft hij onze regels en wetten gebroken en kunnen we hem zolang opsluiten als we willen. Wek Wulf van Mulzand en zijn manschappen en stuur ze achter Giraingard aan.’

‘Wilt u alleen Giraingard terug hebben, of ook zijn soldaten?’ vroeg Krellas.

‘Die soldaten kunnen me gestolen worden, maar Giraingard zal een tijdlang mijn gewaardeerde gast worden.’ Hij wreef vergenoegd in zijn handen.

‘Uitstekend heer, ik zal Wulf dan nu informeren.’

‘Doe dat. Nu ga ik verder slapen, wek me maar tegen het middaguur.’

‘Jawel, heer,’ zei Krellas.


Preview 6 – Hoofdstuk ‘Het Listige Vertrek’

Binnen een uur denderde een grote groep ruiters door de Graanpoort naar buiten, aangevoerd door Wulf van Mulzand, achter Volon Giraingard en zijn manschappen aan.

Wulf was bijzonder ongelukkig met de situatie en de opdracht van zijn heer om Volon Giraingard terug te halen. Voor de zekerheid had hij extra manschappen meegenomen, want hij wist inmiddels genoeg van zijn tegenstander om voorzichtigheid te betrachten. Daarnaast moesten hij en zijn mannen door de Noordelijke landen van Fallora rijden met hun Zuidelijke livrei. Gelukkig was zijn groep soldaten te groot om door wachtposten of patrouilles te worden gehinderd.

Enkele mijlen ten noorden van Fallora ging de bestrating over in een breed zandpad. Wulf liet een minuut halt houden om sporen te zoeken en die vond hij in overvloed. Er waren paarden langsgekomen te zien aan de knollen in het zand en er lagen enkele korsten oud, hard brood in het gras aan de rand van de weg. Wulf wreef met zijn hand door zijn blonde snor. Het leek erop dat generaal Giraingard zijn soldaten en rijdieren spaarde en ze af en toe liet rusten.

Hij spoorde zijn paard aan en reed voor zijn manschappen uit. Giraingard waande zich sterk en dacht waarschijnlijk dat enkele uren voorsprong voldoende zou zijn om hem Fallora uit te krijgen. Wulf grijnsde. Hij respecteerde de generaal en zijn strategisch inzicht, maar hij vond de eer die heer Aloys At Bruenendael hem bejegende overdreven. Ook Volon Giraingard was maar gewoon een mens, zoals hij, zoals zijn soldaten en zoals ieder ander.

‘Je gaat met mij mee terug, Volon Giraingard, goedschiks of kwaadschiks,’ mompelde hij met zijn hoofd laag boven het hoofd van zijn paard.

Met de zon net boven de bomen in het veld kwamen ze een eenzame ruiter in een rood gewaad tegen. Wulf beval zijn mannen halt te houden en ze wachtten tot de ruiter hen genaderd was.

‘Gegroet, priester,’ sprak Wulf.

De priester keek hem aan, keek vervolgens naar zijn soldaten en bestudeerde hun livrei. ‘Welke zaken heeft Aloys At Bruenendael in deze contreien?’

‘We volgen ongeveer twee dozijn ruiters, voortvluchtige criminelen die zonder passeervergunning Fallora zijn ontvlucht.’

Met zijn rechterhand nam de priester zijn platte hoed van zijn hoofd en zijn sluike haar lag in bezwete slierten over zijn hoofd. ‘Criminelen, hmm? Dan heb ik geluk gehad. Hoewel een eenzame priester meestal wel met rust wordt gelaten.’

‘U heeft ze gezien?’ vroeg Wulf. Hij grijnsde.

‘Jazeker, ruim een uur geleden, denk ik, vlak na zonsopgang. Net na Dellisvoorde. Een stuk of twintig zullen het er zijn geweest, donkere types in zwarte mantels. Ze reden breed op het pad en dwongen me in de berm te wachten.’ De priester snoof even, zijn irritatie duidelijk.

‘Hebben ze nog iets gezegd?’ vroeg Wulf.

‘Nou en of,’ zei de priester. ‘Een of andere kale vent, ik denk de aanvoerder, riep dat ik opzij moest gaan voor generaal Volon Giraingard. Een niet alledaagse naam, vond ik, daarom heb ik hem goed onthouden.’

‘Dat zijn inderdaad de ruiters die wij volgen,’ zei Wulf. ‘Dank u voor uw mederwerking, priester.’

De priester knikte hem toe, zette zijn hoed weer op en vervolgde zijn weg. Wulf stuurde zijn manschappen weer het pad op, hijzelf voorop. Hij haalde zijn prooi nu vrij snel in en zou ze waarschijnlijk voor het middaguur in zicht krijgen.

Bij een vork in de weg hield hij halt. Een oeroude granieten zuil toonde een drietal wegen en bijbehorende namen in runenschrift. Wulf had net genoeg geleerd om de symbolen voor Anurios te herkennen die een westelijk pad duidden, maar als er ooit een weg richting het oude Ard Anurios was geweest, dan was die nu overgroeid en onder eeuwen stof, zand en aarde verdwenen.

Hij riep zijn snelste mannen bij zich. ‘Egil, Narrek, ik vermoed dat generaal Giraingard zich niet in de buurt van de Anurios-toren zal willen begeven en dus niet de kustweg neemt. Dat betekent dat ze hier naar het noordwesten zijn afgebogen. Ik heb geen zin mijn aanwezigheid aan de noordelijken uit te leggen, dus ik volg de generaal, maar aan jullie de taak snel langs de toren te rijden en te proberen de generaal af te snijden waar de wegen weer bij elkaar komen. Duidelijk?’

Egil en Narrek knikten allebei van ja. Ze spoorden hun paarden aan en reden in noordelijke richting. Wulf sloeg linksaf en beval zijn mannen hem te volgen.

Drie kwartier later zagen ze in de verte een groepje paarden. De dieren graasden op het gemak terwijl iets verderop een kale man achter een boom stond. In de bast van de boom zaten wat pijlen.

Wulf voelde een kille vuist in zijn maag toen hij de donkere figueren op de ruggen van de grazende paarden zag. Ze waren onbeweeglijk, dun en nu hij dichterbij kwam overduidelijk gemaakt van stro en oude lappen, omhuld met een donkere mantel. Echt genoeg om in de ochtendschemer een voorbijreizende priester te misleiden.

Wulf floot op zijn vingers. De kale man keek om, zag de groep ruiters staan en boog vervolgens het hoofd. Hij stak zijn zwaard in het zand en ging met zijn rug tegen de boom zitten.

Van de noordelijke weg kwamen Egil en Narrek die hun paard aan de hand meevoerden.

‘Eslik de Kale,’ zei Wulf toen hij voor de andere man stond.

‘Wulf van Mulzand, gegroet,’ zei Eslik. Hij keek omhoog in de blauwe ogen van de andere man en glimlachte.

‘Waar is de generaal?’ vroeg Wulf. Hij gebaarde dat Eslik op moest staan.

Terwijl hij overeind kwam zei Eslik: ‘Geen idee. Je hebt hem meegemaakt, ik denk dat hij nog twee of drie opties had.’

Wulf knikte. ‘Ja, daar is hij toe in staat.’ Hij voelde aan zijn snor, liet de weerbarstige haren over zijn handpalm glijden terwijl hij nadacht. ‘Te voet naar het westen, of per schip de zee op. Heel misschien verbergt hij zich in de stad tot de kalmte is weergekeerd.’

‘Allemaal mogelijk. Mij heeft hij niets verteld, behalve dat ik hem op weg naar Noordkaap kan vinden.’

‘Daar heeft hij nooit een geheim van gemaakt, nee,’ zei Wulf.

‘Wat gaat er nu gebeuren?’ vroeg Eslik.

Wulf zuchtte en haalde zijn schouders op. ‘Niets. Heer At Bruenendael wilde Volon Giraingard en de soldaten interesseerden hem niet. Dus je bent vrij om te gaan.’

‘Generaal Giraingard haat politiek, maar hij is er verdraaid goed in,’ zei Eslik.

Wulf grijnsde. ‘Het ga je goed, Eslik. Breng mijn respect over aan je meester, als je hem ziet.’ Hij reikte Eslik de hand.

Eslik greep zijn hand en schudde hem. Beide mannen vervolgden hierna hun weg, Eslik naar het noorden om zijn aanvoerder terug te vinden, Wulf terug naar Fallora om het nieuws aan Aloys At Bruenendael te brengen.

Bewust of onbewust, Wulf reisde langzaam terug, in de wetenschap dat elk uur vertraging in het brengen van zijn nieuws betekende dat Volon Giraingard zich verder van Fallora verwijderde.

Het klotsen van de branding wekte Volon Giraingard. Zodra hij zijn ogen opende zag hij daglicht binnenstromen door een dekrooster. Hij en zijn manschappen zaten dicht opeen in een lege plek in het laadruim van de Hurrungane.

Het vrachtschip was ruim voor zonsopgang vertrokken. De zuidenwind was gunstig en duwde het schip met enkele knopen per uur noordwaarts.

Hij stootte Harro aan die naast hem lag te snurken. De soldaat was meteen klaarwakker en zijn hand lag op zijn dolk. Toen hij Volon zag ontspande hij. ‘Waar zijn we?’

‘Dat wilde ik jou net vragen, Harro,’ zei Volon. ‘We zitten dicht bij de kust, denk ik. Dat geraas klinkt als branding op rotsen.’

‘Ik ga wel even kijken,’ zei Harro. Hij keek om zich heen. ‘Staan Jerrik en Parduke nog op wacht?’

‘Ik geloof het wel,’ zei Volon. ‘Als er een achtervolging komt, dan moeten we dat snel weten. Tot nu toe niets.’

Harro kreunde bij het opstaan. Hij rekte zich uit en gaapte nog een keer. ‘Pfff, ik slaap nog liever op de rug van mijn paard.’

‘Die wens gaat misschien nog in vervulling,’ zei Volon. ‘Als Eslik Fallora uit mag met zijn paarden, dan hebben we ze misschien zometeen weer.’

‘Brengt de Hurrungane ons naar Houthaven of helemaal naar Noordkaap?’ vroeg Harro.

‘Dat weet ik nog niet. Als de kapitein vindt dat we niet in de weg zitten of we maken het interessant genoeg voor hem, dan zou hij ons helemaal naar Noordkaap kunnen brengen.’ Volon stond op, voorzichtig, om niet zijn hoofd te stoten tegen de lage draagbalken van het dek. ‘Ik zal met de kapitein overleggen, misschien heeft hij nog wat wijze woorden over deze streken. Voor mij is het te lang geleden.’

Zodra hij aan dek kwam zag hij op minder dan een mijl de branding, een witte lijn van schuimkoppen op golven die zich op de hoge rotsen van Cranborn kapotbeukten. Boven op de rotsen zag hij een van de oeroude torens die zo kenmerkend waren voor Fallora.

‘Indrukwekkend, niet?’ vroeg de kapitein zodra hij Volon zag. ‘Harrald Freitman,’ ging hij verder en legde zijn rechterhand op zijn borst.

‘Zelfs van afstand,’ beaamde Volon. ‘Ik ben generaal Volon Giraingard, van Torindebret in Gardanfels. Van binnen zijn ze ook immens.’

‘Daar heeft u meer verstand van dan ik, generaal,’ zei kapitein Freitman. ‘Ik ben zoveel mogelijk op zee. Gebouwen, vaste grond onder je voeten, genoeg om landziek van te worden. En wat de landrotten bekonkelen, interesseert me niet zo.’

Volon lachte, opgelucht door de woorden van de kapitein die aangaven dat de politiek van Fallora niet aan hem besteed was. ‘Ik ken er meer die zo zijn. Helaas brengen mijn zaken me maar zelden naar zee.’

‘Uw soldaat vertelde me dat u naar Houthaven wilde. Was u van plan verder mee te reizen, richting Noordkaap?’ vroeg de kapitein.

‘Ik twijfel, kapitein Freitman. Mijn plannen eisen snelheid, maar omstandigheden kunnen veranderen.’

‘Hoe dan ook,’ zei de kapitein, ‘in Houthaven laad ik een grote partij booghout in en ik heb hooguit nog ruimte voor een man of vijf.’ Hij keek omhoog naar de zeilen. ‘Met deze wind kan ik jullie in een paar dagen in Noordkaap hebben.’

Volon leunde op de reling en dacht na. Met een klein groepje naar Noordkaap gaan was een stuk sneller, maar deed af aan zijn status; hoewel Noordkaap meestal niet onder de indruk was van militair machtsvertoon, er waren grenzen. Generaals, laat staan edellieden, die zonder groot gevolg reisden, werden niet echt serieus genomen.

Hij snoof. Status. Politiek. Gekonkel in het duister. Hij sloeg zijn vuist in zijn open handpalm. Hij had haast en Weldaf kon wel eens in grotere problemen zitten dan hij ooit voorzien had. Hij had troepen nodig, liefst veel, ongeacht de ongetwijfeld aanzienlijke kosten. Maar die zou hij niet krijgen als hij niet als serieuze partij werd gezien in Noordkaap. Hij zuchtte diep, tot hij bedacht hoe hij een grotere, sterkere vijand normaal zou benaderen. In eerdere gevechten had hij ook alle mogelijkheden gebruikt de vijand op het verkeerde been te zetten, van bedrog en omkoping tot misleiding en verraad. Alleen het doel telde. Als hij zijn komst goed voorbereidde, kon hij voldoende status verwerven nog voor hij de poorten van Noordkaap binnenreed.

Hij grijnsde, zijn gedachten bij de instructies die hij zijn mannen zou meegeven. ‘Vijf man voor Noordkaap. De rest laat ik in Houthaven achter,’ zei hij. ‘Tenzij ik mijn paarden terugkrijg, dan gaan we verder te paard.’ Kapitein Freitman bromde zijn instemming.

Volon keek naar het verre zuiden, waar de stad Fallora nog maar een flauwe schittering aan de einder was. Er waren geen andere schepen achter hen en het getij was nu ongunstig om uit te varen. Dat gaf hem op zijn minst een  dag voorsprong en betekende hoogstwaarschijnlijk dat eventuele achtervolgers het spoor kwijt waren.

Hij was blij dat hij de verstikkende politieke atmosfeer van Fallora achter zich kon laten, maar vermoedde dat hij er nog lang niet klaar mee was.

Einde van hoofdstuk 1, wordt vervolgd in hoofdstuk 2, Kapersvrienden

Uitslag Fantastels 2016

#titelauteur
1GeurenRenske Gommer
2Algorhythm’n’BluesJack Schlimazlnik
3Lambrecht en de armahoornJP Kapteyn
4Game overTom Kruijsen
5Donkere WolkenWendy Torenvliet
6HaarkloverijIneke van Stempvoort
7Blanke LelieDick van der Bij
8Het Derde OorF.P.G. Camerman
9Teken van levenIris Versluis
10De DroomprinsesKatrien Valcke
11Rare vogelsIneke van Stempvoort
12Ik ben de laatsteMartijn Kregting
13OlifantentranenIris Versluis
14De zorgloterijMarjolein Kranenburg
15Ollie en FreekRasjel van der Holst
16PETJEIlse Hesp
17Half-om-halfAbram Hertroys
18Zero DaysKillian McNeil
19Terug Naar CumberleyAdriaan van Garde
20SchemeringInge Klaassen
21ImmuunIsa den Toom
22De spooklifterSoren Danni
23Gewoon een magisch zwaardEsther Veldstra
24Achter de GolvenHendrik Visser
24Een Theatrale MisvattingHendrik Visser
26LeidingleedEowen Valk
27Zwart zand en de geur van rotte eierenBart de Wolf
28UitgangenKelly van der Laan
29ZondeDebby Willems
29De JuryMieke AP Sonck
31Mijn schuld, mijn grote schuldMartijn Kregting
32Meertens & Zn.Henriette Poelman
33De KlimJohan Klein Haneveld
34MistjagersNinja Paap-Luijten
35De zoon van de zevende Heer van de ManaJordi Dhaenens
35EudaimoniaMike Jansen
37Door de uienkelderTim Lommerse
38Het onlogische dagboek van een tijdsreizigerKatrijn Verhaeghe
39Kinderen van het lotSanne van der Vlies
40Stad van de asadharanaPeter Kaptein
41De prijs van verbanningLarissa Klein Bennink
42Aan de lijnAnke Popping – van Delden
43Het uur van de kraaiMarjolein Kranenburg
44Een bug in het systeemJack Schlimazlnik
45BroederliefdeHarm Vriend
46De Zwarte SchimJohan Klein Haneveld
46Kehr ich einst zur Heimat wiederDick van der Bij
48ZusterliefdeMarcel Roeleveld
48TharnMieke AP Sonck
50Onzichtbare GrenzenEvelijn Lingers
51A.X.L 12Katrijn Verhaeghe
52De laatste dansKatrien Valcke
52Symbiose achter het raamMarcel Roeleveld
54De Raaf van WijderongenFriso de Vries
55De Apocalyptische DansAdriaan van Garde
56Welkom in mijn rechtbankPeter Peek
56Fijn dat U er WasHendrik Visser
56Rode kringenEowen Valk
59De wereld onderstebovenPeter Peek
60De MuzenKatrien Valcke
61SneeuwklokjesStefanie Mulder
62Stank voor dankKillian McNeil
63Gave lichtflitsenEsther Martijn
64De melodie van het woudDebby Willems
65De sage van Ingvar de vosLarissa Klein Bennink
66De doosAngelina van Kemenade
67De ReddingsbootJohan Klein Haneveld
68Liefe Got, …Jack Schlimazlnik
69De SneeuwdraakAldina Bronckers
70DokaSteven Standaert
71OntredderdRasjel van der Holst
72Een draak met koekjesMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
73NiemandslandSoren Danni
74IetsHenriette Poelman
75Vergeten door de duisternisSuzanne Schalkwijk
76ClaudienAngelina van Kemenade
7772Dick van der Bij
78HellefeeMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
79De EeuwigeJacob Jansen
80Magenta MistJorrit Stelma
81De ZoektochtMaya van Zelderen
82Nummer 29Angelina van Kemenade
83Schimmen van andere tijdenDebby Willems
84PapEsther Martijn
85De NachtloperEdy Van Hoof
86Het bloed aan haar handenPeter Kaptein
87Het HartLarissa Klein Bennink
87RobotraceMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
89De prinses en de draakL.I.K. Aiar
89De overdrachtDaisy van der Wal – Beerta
91De elfendansMark Dingemanse
92KermisStiny Huizing
93BackerStiny Huizing
93De zwarte deurJerom van Gemert
95De Oude GodenSoren Danni
96ZarJens De Wit
97De WilderlingenKelly Zwiers
98LandjepikJan Roosen
99Bloed Erode SchalingMichael Waal
diskwalDE DUISTERE KANT VAN HET RIJKJohan Zonnenberg
diskwalAlleen in de luchtStiny Huizing
diskwalHet voorbehoudJan Roosen
diskwalEindelijk in rustig vaarwaterJan Roosen

 

Uitslag Fantastels 2015

plaatsverhaalauteur
1De aardappelen van Clingemans & CoBen Adriaanse
2ResetJorrit de Klerk
3De DroomJohan Klein Haneveld
4Drie-eenheidTijs de Jong
5De Bra-Ba-BlaBart Huyghe
6OngedierteDebby Willems
7Het KeerpuntRasjel van der Holst
8Phaeton in repriseMike Jansen
9Mijn kleine vriendjeMargot Eppink
10De KolonistenMaartje Elshout
11En op de achtste dag…Jeffrey Dionet
12De roep van de doodTom Kruijsen
13De ZeemeerminAstrid Lecomte en Thirza Meta
14AncoraBen Adriaanse
15De Witte DuisternisSanne de Bock
16Onder de rook van duizend zielenMike Jansen Nienke Pool
17Lijn 1813Mieke AP Sonck
18EmbryoBas Kock
19De poortwachterFrans Bonnier
20Rapportage aangaande roze dolfijnen en protocol Z354.R5Sander de Leeuw
21ElvenvangerAnja Janssen
22Child Design IncBob van der Goen
23De omega van EshenakMike Jansen
24SycofantJorrit Stelma
25FlokkMieke AP Sonck
27Vergeven en vergetenMarjolein Kranenburg
27Heb me lief, voor eeuwig en altijdTom Schoonbaert
29KarmijnroodMonique E.J. Bol
30Cirkel van BloedBas Kock
31Het complexTom Schoonbaert
32TijdloosYorick Eenens
33Een versplinterde geestTom Schoonbaert
34De fles van PandoraGaby Raaijmakers
35Het huis op de klifFriso de Vries
36Uit duisternis geborenJordi Dhaenens
36TerrieDick van der Bij
38PuinIneke Brussee
39De PianomanLianne IJmker
40tot de dood niet scheidtBenne Christian van der Velde
41Virtuele postAnja Janssen
42Het Pad Naar De TopJorrit de Klerk
43SeintorensJP Kapteyn
44De listige schoenmakerMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
45Sneeuw in augustusSoren Danni
46Slechtere helftKirsten van Dalen
46Leven op MarsJimmy Bernard
48GezegendYorick Eenens
48De EnnenRenske Gommer
50DoodleukJan van Houten
51SolarEsther Martijn
52Dyre’s lotAnnick van Barneveld
53BloedschaduwSigrid Bannenberg
54Kinderen van de AuroraSander de Leeuw
55De wet van MurphyBenjamin de Rooij
56De zonen van KorébasKevin van den Berg
57Daniël en PriscillaKarlien Van Houtte
58Het lege veldJorrit de Klerk
59Zand eroverKarlien Van Houtte
60De druppelBenne Christian van der Velde
61ComsatMarc van der Tang
62Wat is een mens?Johan Zonnenberg
63De lantaarns van de trolEowen Valk
64Hof van LivedaW.D. Fai
65De MediaMarktdameSoren Danni
66Vacature: koningin gezochtKatrijn Verhaeghe
66De klifJimmy Bernard
68BloedmaanIsa den Toom
69De bloedkroniekenCarla Buis
70De urnMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
71ZielsverwantLarissa Klein Bennink
72RebusYorick Eenens
73KingiiDick van der Bij
74Bevangen in de droomJeanine Bruining
75339Bob van der Goen
76HetWietske Dijkstra
77Dan heerst de duisternisJohan Zonnenberg
78De TolkaystenenCarla Buis
79De doodgraverJan Roosen
80De opwarming van het waterPeter Peek
81De vliegeniersSoren Danni
82De VeldslagJan Rood
83de spoken van Montréal-del-Sos en het zelfzuigend rietjeWim Slierendregt
84De wederopstanding van de NachtzienersMarieke van Zanten
85WeerzienKarlien Van Houtte
86De man in de liftBob van der Goen
87Een gewaarschuwd mensBenne Christian van der Velde
88AfrikaJan Rood
89MamiMarjo en Dinie Heijkoop en Boudestein
90ReizendenWillie de Wit
91Ridder VlegelKatinka de Weerdt
91AstraJan Rood
93Zjaq eilandCarla Buis
94StafBernard Philipsen
95Bezemstelen OorlogTessa Diks
9999De fietstochtJan Roosen
9999Stairway to heavenJan Roosen
9999Een trip naar bovenJordi de Lange
9999De IjsmummieKyara Rozman
9999DiabolikTom Thys
9999Toeval bestaat nietGrace Kuipers-Lux
9999ErkenningArnaud Marnicq Bouten
9999StormkopBob Tiesema
9999Het verwende prinsesjeKillian McNeil
9999ZoltanRenske Feenstra
9999BloedlustMaartje Elshout
9999IK BEN EEN WOLKJohan Zonnenberg
9999Een goed stel hersenenDebby Willems